Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

droes

betekenis & definitie

Door de duivel een pseudoniem te geven, vermijdt men het noemen van zijn naam, waardoor hij niet echt aan- of opgeroepen wordt (Rooijakkers 1994). In de 16de en 17de eeuw kende men de bastaardvloek gems droes. Letterlijk betekent dat ‘bij de duivel waarover God macht heeft’.

In het hedendaags Nederlands is droes ‘duivel, drommel’ niet meer gewoon. Het behoort vaak tot het passieve taalgebruik.

De Grote van Dale (1999) geeft nog zonder enige restrictie de verwensingen de droes hole mij, als ik het weet en de of te droes! In de 17de en 18de eeuw komt ook de verwensing brui voor den droes voor, o.a. in de Klucht van de Bedrooge Vryer [1649] van A. Boelens.

De betekenis is waarschijnlijk gelijk aan ‘loop naar de duivel’. Ook zeventiende-eeuws zijn de verwensingen iemand voor den droes op Marken wenschen! en ick wou de droes u lyffhad te Aken gevoert! De plaatsnamen in deze verwensingen duiden erop dat de verwenser zijn opponent ver uit zijn buurt wil hebben.

De betekenis ervan is volgens Stoett (1943: nr. 1431) ‘ik veracht je, hoepel op’. Het woord komt ook voor als vloek en verwensing met een betekenis die gelijk is aan ‘wel verdomme (nog aan toe)’.

Zinnetjes waarin het woord in deze betekenis nog in het hedendaags Nederlands voorkomt, heb ik niet gevonden. Het WNT geeft als jongste citaten een plaats uit Klaasje Zevenster van Jacob van Lennep [1866] en één uit Beets’ Camera obscura [1840].zie Aken, Marken; bruien, derde maat, droelie, droeskop, drommel, drommelskop, drumpel, duiker, duin, duivekater, duivel, duiventer, duizend, Heintjeman, Heintje Pik, Joost, nikker, pikken, vijand.