Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

God

betekenis & definitie

In christelijke landen als Nederland of België lijkt men wel eens te vergeten dat er ook een ander godsbesef mogelijk is. Gelukkig zijn er woordenboeken die de moedertaalsprekers van het Nederlands weer naar de werkelijkheid terugvoeren. God wordt daarin dan gedefinieerd als godheid.

Schrijvers van woordenboeken voegen daaraan wel de mededeling toe, dat dit de betekenis is die het woord god heeft bij ‘de heidense volkeren’.Een godheid is dan meestal de verpersoonlijking van een verschijnsel of een kracht in de natuur, of wordt gedacht als het daarin wonend, bezielend beginsel ervan. Later stelde men die godheid buiten en boven de natuur en werd zij beschouwd als beheerser van een gebied van de natuur of wel van het heelal.

In het Oude Testament en in de taal van de bijbel heeft God als betekenis ‘de enige ware God van Israël’. Overigens gebruikt het joodse volk het woord God ook als aanduiding voor door heidense volkeren aanbeden godheden die door de joden niet als denkbeeldig beschouwd worden, maar als werkelijk naast Jehova bestaande hogere wezens worden erkend. Maar natuurlijk zijn en blijven het voor hen valse godheden, afgoden, leugengoden. In de godsdienst der joden en christenen en in hun heilige geschriften is God de naam voor het Opperwezen.

Voor ons is belangrijk te laten zien hoe God in zegenbeden, verwensingen, vloeken enz., oorspronkelijk in vrome taal met rechtstreekse gedachte aan God ontstaan, door veelvuldig gebruik in informele taal in zeer verzwakte toepassing wordt gebruikt.

Uit het Vroegmiddelnederlands, bijvoorbeeld uit Jacob van Maerlants Rijmbijbel, noteren wij de formule (zweren) bi al haren góden. In Gent [1236] heet het die bi gode of bi den belegen dorperliken eed suerd ‘degene die bij God of bij de heiligen een schandelijke eed zweert’.

In de Middeleeuwen komen de volgende eedformules voor: (al)so helpe mi God ‘zo waarlijk helpe mij de almachtige God’; wet(e) God ‘God weet dat ik de waarheid spreek’; god wouts ‘als God het wil’; so helpi mi God die u gheboot ‘zo waarlijk helpe mij de almachtige God die u heeft geschapen’; also helpi mi god van paradise ‘zo waarlijk helpe mij de almachtige God van het paradijs’; so wairlic help mi God ‘zo waar helpe mij God’; so moet mi God helpen ‘waarlijk, moge God mij helpen’; dat mij god so helpe ‘moge God mij helpen’. Voorts: dor Gode; dor God genade; durggot; God hebs deel, Gods heb deel ‘God zij gedankt’. En als verwensing noteerde ik: soe moet mi God seinden, god moet mi scenden ‘God moge mij in het verderf storten (als ik de waarheid niet spreek)’. De Baere (1940: 80) tekent hierbij aan: “De uitdrukking so helpe mi God is sedert keizer Justinianus de verplichte gerechtelijke formule geworden, komt alleen in litteraire teksten en ambtelijke bescheiden voor en is, wellicht juist wegens haar plechtige karakter, niet tot de volkstaal doorgedrongen.” Hiermee is de opsomming van Middelnederlandse eden niet voltooid. In de nu volgende werd een beroep gedaan op Christus, de Zoon van God: bi Gode van Nazarene ‘bij Jezus van Nazaret’; bi Gode (‘Jezus’) ende vrouwe (‘Maria’); bi Gode ende onser soeter vrouwen ‘bij Jezus en Onze-Lieve-Vrouw’ en bi Gode die hem crucen liet ‘bij Jezus die zich kruisigen liet’.

De woordgroepen o góden, grote góden fungeerden oorspronkelijk in gebeden. De betekenis ervan zwakte af en het gevolg was dat de verbinding als een emotionele uitroep ging fungeren om verontwaardiging, ongeduld, wrevel, wanhoop enz. uit te drukken.

De verbinding bij god was oorspronkelijk een zegswijze ter bekrachtiging van de waarheid; een eed waarmee men God als getuige, of als wreker van de meineed aanriep. Later wordt zij door ijdel gebruik ook als vloek gebezigd. Bi gode, bij God komt voor als bepaling bij zweren, bezweren, verzekeren enz., hetzij absoluut, hetzij als uitroep. Couperus gebruikt in Eline Vere de volgende zin: “Ik verzeker je, dat ze je lief heeft. Ik verzeker het, bij God.” Qua betekenis heeft het zoiets als ‘verdomd als het niet waar is’. Dezelfde functie hebben bij God almachtig; bij mijn Heer en mijn God, bij God de Heer, bij God en al zijn heiligen. In het Middelnederlands komen eveneens voor: by Godt die Heere; bi mijnen God; bi Gode van Paradise; bi Gode onsen gerechten vader ‘bij God onze rechtvaardige Vader’; bi Gode die mi geboet ‘bij God die mij heeft geschapen’; bi Gode ende Sinte Dionys; bi den God die mi doet leven; bi Gode ende biden goeden daghe ‘bij God en bij diens gunsten’; bi Gods mogenthede. Als verzachte eufemistische vormen komen voor by gat, bi get, beget, het(s), ets, igo, igoy, ijgo, igod, by gommen, begomme, begod, begort, begot, begudts, begut, bygoudt, by gort.

In verwensingen of ironisch getinte heilwensen wordt God zeer dikwijls gebruikt om een bewering of in het algemeen een uiting als bij ede te bekrachtigen. De eigenlijke betekenis ervan is ‘God moge mij verdoemen indien wat ik zeg niet waar is’. Deze toepassing zien wij in zelfverwensingen als God mag mij straffen als... niet, God straffe mij, indien het niet zo is, in God zal me, je kraken, maar vooral in God (ver)doeme mij. God zal me zegenen, dat opgegeven werd voor het Oost-Vlaamse Assenede, betekent oorspronkelijk ‘Moge God mij zegenen’. Als bastaardvloek fungeert zij om verbazing, verontwaardiging enz. uit te drukken. Overigens komt in de Middeleeuwen al een verwensing voor als Godgheve ulieden alle de pestilencie ‘moge God jullie allemaal met de pest straffen’.

God ontmoeten wij in het hedendaagse Nederlands zeer vaak in taaluitingen die verschillende plotselinge of hevige emoties willen weergeven. Eigenlijk is het woord dan al tot tussenwerpsel geworden. Vaak wordt zo’n uitroep vergezeld door een bijvoeglijk naamwoord of door andere bepalingen. In de woordenboeken vinden wij bij God!; (e) God!; o God!; och god!; (och) Heer God; (wel) god al(le)machtig; (mijn) lieve God; (mijn) goeie God; mijn God (nog aan toe); God in den Hemel; God in Den Haag; God alle joden; o góden; grote, goede góden. Vroeger, in de 19de eeuw, ook: rijk God!; help God! In het zuiden van het taalgebied komen nog voor: Och God toch!; God van de hoge hemel!; God hemelse deugd!; Jezus God! Jezus God toch! Deze laatste staan ongeveer gelijk met lieve hemel, alle goede geesten.

Uit mijn materiaal kan ik aan deze uitroepen de volgende toevoegen: ach God, ach mijn God, alle góden, God alle Jezus, God amaai, God bewaar me; God, God gloeiende koffiebonen; God den Here (toch), God gloeiende; God God; God en Here; God Jezus; God nog aan toe; God och God, Godallemense; Godlievejezus; God God verd.; God hier en ginder; God sakker; God verbiedt het vloeken; Godschristus; Godsallehere; lieve God; o(h) God; o grote God; o lieve God in de hemel; o(h) mijn God; och Gottenheer; God lieven Heer. De ernst, dan wel het kaliber van de vloek, blijkt uit het tautologisch karakter ervan, uit de herhaling van dezelfde, dan wel van een andere daaraan vastgekoppelde vloek. Hier dus God, Jezus, Christus, Heer. De functie van de meeste is het tot uitdrukking brengen van verontwaardiging, frustratie, irritatie, ongeloof, verwondering enz.

God wordt eveneens gebruikt in verkorte en versterkende vloeken. Zo noteerde ik o.a. god gloeiende, waar waarschijnlijk godverdomme, mieljaar of nondeju is onderdrukt. Als versterking wordt het woord gebruikt in: godgodgodnondemieljaar(de), godgodgodverdomme, godgodnondeju; godgodsakkernondeju, godgodverdegodgloeiende godverdomme, god god god gloeiende gloeiende koffiebonen waarin koffiebonen een substitutievloek is, en in godsakker, god(s)klere, godmieljaar(de), godmieljaardeju, godmieljaardemieljaar, godmielleju, godnondegodsakkernondeju, godnondeju, godsakkerdenakendegodnondju, godsakkernondeju, godsodenondeju, godvlammedeju.

Bastaardvloeken en uitroepen gevormd van God zijn talloos. Zij worden gebruikt als nadrukkelijke bevestiging en ook om lucht te geven aan allerlei emoties. Een omtrekkende vloekbeweging zien wij in god ... verbiedt het vloeken. Niet misselijk en van een hoge explosiviteit zijn ook de verwensingen god zal de klere krijgen ‘God moet de cholera krijgen’; god zal je vergodverdomme ‘God moet je vervloeken’.

In de 16de en 17de eeuw komen veel oorsponkelijke eedformules voor als vloeken en uitroepen. Vaak in verbasterde vorm en als lijdensvloeken. Deze oorspronkelijk godslasteringen worden zeer vaak ingeleid door het voorzetsel bij, zoals uit de volgende voorbeelden moge blijken: bij God(e); bij Gods baard; bij (Gods) billen; bij Gods haar; bij Gods hart; bij Gods hersenbekken; bij Gods hoofd; bij Gods kinnebak; bij Gods kraag; bij (Gods) lanke; bij Gods lever; bij Gods longen; bij Gods lijf; bij Gods ogen; bij Gods pensen; bij Gods ribben; bij de strot van God; bij de tanden van God; bij Gods tenen; bij Gods tuiten; bij Gods vellen; bij Gods vlees; bij Gods voeten; bij Gods zuinen. In dit lexicon worden deze zogenaamde lijdensvloeken behandeld op het woord dat de kern is van de zelfstandig-naamwoordgroep. Meestal is dat het woord dat op God volgt of aan God voorafgaat.

zie godver, Heer, Maria.