Rumex, plantengeslacht van de fam. der Polygoneeën, met ongeveer 130 soorten, die voor het meerendeel inheemsch zijn in de noordelijke gematigde zone; het zijn kruiden of halve heesters, met bebladerden stengel, verspreide, gestoelde, gaafrandige bladen en in kransen of pluimen gerangschikte bloemtrossen. Hier te lande komen een 16-tal soorten voor.
De bladen van vele soorten hebben een zuren smaak, doordat zij oxaalzure kali bevatten. De gewone zuring of zuurling, Rumex acetosa, een overblijvende kruidachtige plant, 30—90 centim. hoog, over geheel Europa (ook bij ons) verbreid, was vroeger officineel en wordt hier en daar nog wel als verkoelend middel en tegen scheurbuik aangewend, en vrij algemeen gekweekt als soepgroente enz. De schaapszuring, kleine wilde zuring of zuurzaad, Rumex acetosella, is aan de vorige soort nauw verwant, doch schiet niet zoo hoog op, en heeft meer lijnvormige bladen. Beide soorten gelden als goede voederkruiden. De tuinzuring of eeuwigdurende spinazie, Rumex patientia, wordt in ZuidEuropa en in Engeland algemeen gekweekt.