fr. Ypres, stad in de belg. prov.
West-Vlaanderen, aan de gekanaliseerde Yperlee, eens hoofdzetel der lakenindustrie, telde in 1906: 17,350 inw.; kantfabrieken, katoen-industrie en bleekerij. Voornaamste gebouwen: bet z.g. bisdom, de lakenbal, in den jongsten tijd versierd met 44 standbeelden van vlaamsche graven, 14de eeuw gebouwd, thans dienend als raadhuis, en de St. Maartenskerk (13de eeuw). Cornelis Jansen was er van 1635—38 bisschop. Y. was in de middeleeuwen slechts een slot, hetwelk de Noormannen in 800 verwoestten. Boudewijn II van Vlaanderen versterkte het weder en onder zijn opvolgers werd Y. een stad.
Het werd herhaaldelijk belegerd; in 1715 werd het bij het barrière-tractaat tot een der barrière-plaatsen verklaard en had tot 1744, toen Lodewijk XV de stad veroverde, een hollandsche bezetting. Jozef II liet in 1781 de vestingwerken slechten.