Gepubliceerd op 19-01-2021

W.h. bakhuis roozeboom

betekenis & definitie

Nederl. hoogleeraar, geb, te Alkmaar, 24 Oct. 1854; studeerde te Leiden, promoveerde in Juni 1884 tot doctor in de scheikunde, op het proefschrift: De hydraten van zwavelig zuur, chloor, broom en chloorwaterstof\ Maart 1896 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de anorganische en physische scheikunde, welk ambt hij einde April van dit jaar aanvaardde met de rede: De wetenschappelijke beoefening der chemie en hare uitkomsten.