Gepubliceerd op 20-01-2021

Chloor

betekenis & definitie

scheikundig teeken Cl., atoomgew. 85.5, soortel. gew. 2.47, een tot de halogenen of zoutvormers behoorend element, in 1774 door Scheele ontdekt. Humphry Davy wees het in 1810 zijn plaats onder de scheikundige elementen aan In vrijen toestand komt C. nimmer in de natuur voor, daarentegen veelvuldig met metalen verbonden en wel het meest als chloornatrium in steenzout, zeewater, meer of minder in alle water, akkergronden en alle planten en dieren; als chloorkalium in verschillende mineralen.

Bij gewone temperatuur is C. een groenachtig geel gas, dat een scherpen verstikkenden reuk heeft en bij inademing hoogst schadelijk op de longen werkt. Door koude of sterke drukking laat C. zich tot een groen gele vloeistof verdichten, die bij — 33,60 C. kookt en bij —102° vast wordt. Het wordt door water geabsorbeerd en geeft dan in zijn waterige oplossing het chloorwater, aqua chlorata, hetwelk in dónker bewaard moet worden, daar het onder den invloed van het licht zich ontleedt, onder vorming van zoutzuur. Bij 0° scheidt zich uit het chloorwater het chloorhydraat van kristallijnen vorm af; Cl2 + 10H20 (volgens Bakhuis Rozeboom 8H20).

Het C. heeft een buitengewoon groote affiniteit tegenover de meeste andere elementen ; bij gewone temperatuur verbindt het zich onder vuurverschijnselen met antimonium, phosphor, borium, silicium, kalium, tin en zink, als deze in verdeelden toestand in het gas gebracht worden; andere metalen, b.v. koper verbranden, als zij warm in C. worden gebracht. Gelijke volumen C. en waterstof in donker vermengd blijven onveranderd, maar zoodra een zonnestraal, of onder sommige omstandigheden zelfs verstrooid daglicht, het mengsel treft, volgt een geweldige ontploffing onder vorming van chloorwaterstof of zoutzuur.

Men bereidt het C. door z.g. bruinsteen (mangaansuperoxyde, Mn02) met zoutzuur te verhitten, waardoor C. onder vorming van mangaanchloruur en water vrijkomt, naar de formule MnO, +4HCl=MnCl2+Cl2+2H2O.

Uit de groote verwantschap van het C. tot de waterstof laat zich de krachtig verwoestende werking op organische stoffen verklaren, daar deze alleen waterstof bevatten en door deze aan het C. aftegeven een ontmenging ondergaan. Gelijke werking heeft het op smetstoffen, voor zoover deze van organischen oorsprong zijn en is het dientengevolge een der werkzaamste ontsmettingsmiddelen. (Zie Chloorberooking).

De voornaamste chloorverbindingen zijn:

Chloraal en chloraalhydraat. Liebig ontdekte in 1832 bij het onderzoek van de inwerking van chloor op alcohol een olieachtige substantie en de kristalliseerbare verbinding met water daarvan. Het eerste noemde hij chloraal, het tweede chloraalhydraat. Beiden werden door Dumas nader onderzocht en hunne samenstelling vastgesteld, voor chloraal CCI8. CHO, voor chloraalhydraat CCI;;' CH(OH)2 — Langen tijd hadden deze verbindingen louter wetenschappelijke waarde, tot in 1869 Liebreich de ontdekking deed, dat zij een geneesmiddel zijn van groote beteekenis. Sedert is deze stof een voorname rol gaan spelen in de technische nijverheid en dagelijks worden groote hoeveelheden gefabriceerd.

Het chloraal vertoont zich als een olieachtige, kleurlooze vloeistof, van eigënaardigen scherpen doordringenden reuk en bijtenden smaak, die bij 94° C. kookt, een soortel. gew. heeft van 1.5 en oplosbaar is in water, alcohol, petroleumether, terpentijnolie, zwavelkoolstof en vette oliën. Bij verwarming met verdunde alkalioplossingen verdeelt het zich in chloroform (zie aldaar) en mierenzuurzout. Mengt men 100 deelen chloraal met 12.2 deelen water, door krachtig schudden, dan treedt aanvankelijk warmte-ontwikkeling op, bij bekoeling stolt alles echter tot vast chloraalhydraat. Stort men het mengsel vóór het stollen op platte schalen uit, dan vormt het chloraalhydraat na het vast worden platen, die in gebroken stukken in den handel worden gebracht. In de techniek wordt het chloraalhydraat gebruikt voor de bereiding van zeer zuiveren chloroform. In de geneeskunde wordt hot, wegens zijn kalmeerende en slaapbrengende werking veelal met gunstig gevolg aangewend tegen chronische slapeloosheid, bij zenuwoverspanning, zielsziekten, drinkerswaanzin en tetanus.

Op de huid werkt chloraalhydraat bijtend ; uitwendige toepassing vindt het bij diphtheritis, zweren en haarziekten. Als slaapmiddel ook zonder mediscli voorschrift, wordt het C. vooral in Engeland zeer veel gebruikt; overmatig gebruik kan echter tot chronische chloraalvergiftiging (chloralisme) leiden. In den lateren tijd worden in de geneeskunde naast het chloraalhydraat ook chloralamid (chloraalformadid) en chloralimid als zeer werkzame hypnotica aangewend.

Chloorammonium

Zie Salmiak.

Chloorberooking

(fumigatio chlori), de verspreiding van chloorgas tot het vernietigen van schadelijke of kwalijkriekende stoffen en meer in het bijzonder tot ontsmetting van lokalen in geval van besmettelijke ziekten. Wil deze berooking werkelijk effect hebben, dan moet zooveel chloor in de lucht gebracht worden, dat verblijf in het vertrek voor den mensch onmogelijk is en moet zij 24 uur volgehouden worden. Het best geschiedt de berooking door op platte schalen een paar pond bruinsteen te verdeelen en deze met sterk zoutzuur te overgieten. Natuurlijk moeten deuren en vensters van het vertrek zorgvuldig gesloten worden gehouden en doet men goed alle metalen voorwerpen er uit te verwijderen, daar deze door chloor sterk worden aangetast. — In plaats van bruinsteen kan men ook bleekpoeder nemen, hoewel de werking daarvan bij eerstgenoemde ontsmettingsmethode achterstaat.