Gepubliceerd op 14-03-2021

Vrijmetselarij

betekenis & definitie

is een instelling, welke ten doel heeft, verlichting en beschaving te verspreiden over de geheele wereld. Zij gaat uit van het denkbeeld, dat alle menschen, tot welk ras en tot welken godsdienst zij behooren, broeders zijn, door denzelfden Schepper gemaakt naar overeenkomstige vormen, en dat zij dus, welke wijsgeerige of dogmatische beginselen zij mogen zijn toegedaan, elkaar hulp en steun en broederliefde verschuldigd zijn.

Vrijmetselarij is geen bepaald georganiseerde orde, maar veeleer een broederschap, bestaande uit geheel autonome vereenigingen, loges genaamd, welke in ieder land federatief verbonden zijn tot een groot-loge, aan welks hoofd een Groot-Meester Nationaal staat, omringd door een zeker aantal Grootwaardigheid-Bekleeders. De Vrijmetselarij is waarschijnlijk van zeer oude herkomst, al klimmen de documenten omtrent haar bestaan in vroegere tijden piet hooger op dan tot in de vijftiende eeuw.Er is zooveel geschreven en uitgegeven over de Vrijmetselarij, dat er niets geheims meer is noch in haar ontstaan, noch in de beginselen, welke zij verdedigt, noch in de taak, welke zij zich in de toekomst ten doel stelt. De Broeders Vrijmetselaren zijn evenwel gehouden niet te spreken over hetgeen behandeld wordt in de samenkomsten der loges evenmin als over de ritus, welke daarbij wordt in eere gehouden. Die geheimhouding is een waarborg voor iedereen, dat hij in de samen- ' leving niet zal worden lastig gevallen over de beginselen of de denkbeelden, welke hij in de loge verkondigd heeft. Alle wijsgeerige en godsdienstige beginselen hebben vertegenwoordigers in de Vrijmetselarij, welke haar leden telt in alle rangen en klassen der samenleving en in alle kerkgenootschappen. Evenwel hebben verscheidene pausen der RoomschKatholieke kerk de instelling der Vrijmetselarij veroordeeld, paus Clemens X en Clemens XII in de achttiende eeuw, en Pius VI, Leo XII, Pius IX en Leo XIII in de negentiende eeuw. Dat is verklaarbaar, wijl de Vrijmetselarij door haar geheimzinnige vormen ontsnapt aan het toezicht der geestelijkheid, en dientengevolge in Roomsch-Katholieke landen als Frankrijk, Italië, Spanje en België een soort vrijplaats is voor hen, die van den invloed der geestelijkheid onafhankelijk willen zijn.

Zoodoende is in die landen de politieke invloed der Vrijmetselarij werkelijk zeer groot geworden. De stichting van de Fransche Republiek in 1848 en in 1870 is voor een groot deel haar werk geweest. Zij organiseert de verkiezingen der liberalen. Overigens houdt zij zich bezig met het verbeteren van het onderwijs en het steunen van nagelaten betrekkingen harer leden.

De tijd der groote ontwikkeling van de Vrijmetselarij is de achttiende eeuw geweest, toen in de meeste landen van Europa een bepaalde organisatie tot stand kwam, en toen onder anderen Frederik de Groote, koning van Pruisen, zich aansloot. In Nederland dateert de oprichting van het centrale bestuur, het Groot-Oosten genaamd, van het jaar 1756. Opvolgende grootmeesters-nationaal zijn geweest: A. N. baron van Aersen Beijeren van Hoogerheijden (1756—57), A. Grave van Bentinek, Heer van Varel en Kniphausen (1758), C. Baron van Boetzelaer (1759—94).

Van 1794 tot 1797 is geen groot-loge gehouden geworden. I. van Tevlingen (1798—1803), C. G. Bijleveld (1804—09), I. Bousquet (1810—11), Jhr. W.

P. Barnaart (1812—14), M. W. Reepmaker (1815), Frederik Prins der Nederlanden (1816—81), Alexander Prins der Nederlanden, Prins van Oranje (1882—84), Mr. P. J.

G. van Diggelen (1885—92), G. Vas Visser (1892 tot heden).

In de Protestantsche landen, zoo ook in Nederland, heeft de Vrijmetselarij nimmer een groote staatkundige rol gespeeld. Wellicht is dat eenigermate het geval geweest bij den strijd der liberalen tegen het Ministerie-Kuyper, maar in hoofdzaak houden de Vrijmetselaarsloges hier te lande zich bezig met enkel humanitaire belangen. Volgens het jaarboekje der Vrijmetselaren van 1899 zijn in Nederland 52 loges, waarvan 7 te Amsterdam. De meeste Nederlandsche loges zijn niet groot in ledental. Slechts 4 hebben meer dan 100 leden: La Gharllé te Amsterdam met 132 leden, JHJniou Royale te ’s-Gravenhage met 194 leden, De Geldcnsche Broederschap te Arnhem met 102 leden en NV* Vin.Gl Li/wrtas te Amsterdam met 106 leden. In Nederlandseh Oost-Indië. bestaan 15 loges, waarvan 2 met meer dan 100 leden: De Sier eau hef Oosten te Batavia met 111 leden, en De \’ ri end schap te Soerabaija met 132 leden.

In West-Indië bestaan twee loges: Yeryenoeijiny te Curagao met 43 leden, en Goneordla te Paramaribo met 45 leden. In Zuid-Afrika zijn 23 loges aangesloten bij het Groot-Oosten te ’s Hage, waarvan 3 met meer dan 100 leden: De Goede Hoop te Kaapstad met 128 leden, De Goede Trouw te Kaapstad met 116 leden en De Broederband te Praetoria met 111 leden,

De Vrijmetselaren hebben een zeker aantal termen, welke zij bij voorkeur gebruiken in hun samenkomsten, deels gewijd aan beraadslagingen over verschillende onderworpen, deels van vriendschappelijken aard. Die termen zijn ontleend aan liet vak van bouwen en metselen. Voorts hebben zij zekere teekenen met de hand, waaraan zij elkaar kunnen erkennen als vrijmetselaar, en een noodkreet ingeval van doodsgevaar, waarop ieder lid der Broederschap is gehouden hulp te bieden.

Het Groot-Oosten te ’s-Hage is eigenaar van een zeer belangrijke boekerij over de geschiedenis der Vrijmetselarij, bijeenverzameld door een Duitschen schrijver, G. Kloss. Na diens sterven is zij gekocht door Prins Frederik der Nederlanden, en door hem ten geschenke gegeven aan het Groot-Oosten, toen hij 50 jaar lang Groot-Meester-Nationaal was geweest.

Wat het Buitenland betreft, Groot Brittannië en Ierland en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zijn de landen, waar de loges der Vrijmetselaren het talrijkst zijn. In het eerste land staat de Prins van Wales als Groot-Meester aan het hoofd der Broederschap. In Zweden vervult Koning Oscar die plaats, en in Denemarken de Kroonprins (thans Koning) Frederik.

< >