bestraling der voorwerpen door het licht van de eene of andere lichtbron. De meerdere of mindere mate van licht, die een voorwerp ontvangt, hangt af van de sterkte der lichtbron.
De verlichtingstoestellen berusten op het aanwenden van een gloeiend lichaam of op een door verbranding voortgebrachte lichtgevende vlam. De meeste dezer toestellen werken door vlammen, die uit brandend of gloeiend gas bestaan; bij het gaslicht wordt dit gas afzonderlijk bereid en heengevoerd naar de plaats, waar het branden moet. Tot de toestellen die alleen door gloeiing werken en een zeer sterk licht voortbrengen, behooren het kalklicht, het gasgloeilicht en het electrische licht.