duitsch literatuurhistorikus en schrijver over politieke en sociale onderwerpen, geb. 10 Maart 1800 te Stuttgart, bereisde geheel Europa, werd 1833 hoogleeraar in de literatuurhistorie en de nieuwere geschiedenis te Rostock, 1836 hoogleeraar in de westersche talen en literaturen te Marburg, in 1841 idem te Berlijn; hij overl. 19 Juli 1869. H. behoorde tot de beste kenners der romaansche, vooral der spaansche en engelsche letterkunde in Duitschland.
Onder zijn geschriften op dit gebied verdienen inzonderheid vermelding: Die Geschichte des Cid (Brem. 1829), Chronica del Cid (Marb. 1844), Skizzen aus Spanien (4 dln., 2de uitg. 1845) en Die neuromantische Poesie in Frankreich (Lpz. 1833).