Gepubliceerd op 14-03-2021

Tin

betekenis & definitie

Stannium, scheik. teeken Sn, atoomgewicht 118, een vierwaardig element, een der langst bekende metalen, in kleur overeenkomend met zilver, overigens een week en pletbaar metaal, dat gemakkelijk in zeer dunne bladen (bladtin) kan verkregen worden; het bezit echter weinig vastheid; een draad van 2 mM. doorknede breekt reeds bij een belasting van 16 kilo. Het soortelijk gewicht van tin bedraagt 7.28; het smelt bij 228° C.; zelfs bij zeer hooge temperatuur vervluchtigt het niet merkbaar.

Een stang zuiver tin geeft, wanneer zij heen en weer gebogen wordt, een eigenaardig knarsend geluid (het schreeuwen van het tin), dat veroorzaakt wordt door zijn kristallijnen structuur. Wordt van een plaat blik (vertind ijzerblik) het bovenste laagje tin door koningswater weggenomen, dan verkrijgt het om dezelfde reden een gebloemde oppervlakte. Bij de gewone temperatuur wordt tin, noch in droge, noch in vochtige lucht, merkbaar geoxydeerd, waarom men het gebruikt om ijzer tegen roesten te beschutten; bij sterke verhitting verbrandt tin echter tot een wit poeder, dat tinasch genoemd wordt, en tot formule heeft Sn 02 (tinoxyde). Tinasch is een uitstekend poetsmiddel. In zoutzuur lost tin op, onder vrijwording van waterstof en vorming van tindiehloride (stannochloride); door salpeterzuur wordt het krachtig aangetast en tot tinzuur (een wit, in water oplosbaar poeder) geoxydeerd. Tin vormt met zwavel twee verbindingen, die overeenkomen met de oxyden. Timmonosulphide, Sn S, verkrijgt men door zwavelwaterstof in een oplossing van tindiehloride te leiden als een bruin praecipitaat; het disulphide, Sn S2, is een gele neerslag, die op dezelfde wijze uit tintetrachloride verkregen wordt; op den drogen weg bereidt men tindisulphide door sublimatie van een mengsel van tinamalgama met bloem van zwavel en salmiak, als goud-gele, kristallijne schubbetjes, die bekend zijn onder den naam van mussiefgoud en gebruikt worden om te bronzen.

Tinverbindingen zijn door de volgende reactie’s gekenmerkt: bij verhitting op kool in de reductievlam geven zij een pletbare metaalkorrel van metallisch tin, die in zoutzuur oplosbaar is. In deze oplossing brengt sublimaat (mercuridchloride) een wit praecipitaat te weeg, dat bij verwarming zwart wordt en dan uit fijn verdeeld kwik bestaat. Goudchloride, Au Cl3, doet in een oplossing van tinchloride een purper-rooden neerslag ontstaan (purper van Cassius), die gebruikt wordt bij het schilderen op porcelein en die glas prachtig rood kleurt. De zwavelverbindingen van tin zijn onoplosbaar in water en in verdunde zuren, maar oplosbaar in geel-zwavelammonium. Daar het tin goed bestand is tegen de inwerking van de zuurstof der lucht, wordt het gebruikt om koper- en ijzerblik te vertinnen. De platen, die vertind zullen worden, schuurt men eerst met een oplossing van zink in zoutzuur (soldeerwater) of met verdund salpeterzuur goed blank, verhit ze vervolgens tot het smeltpunt van tin en doopt ze daarna in het gesmolten metal, dat met een laagje vet bedekt is.

Spelden, spijkers en dergelijke zaken worden op den natten weg vertind. Men maakt een oplossing van 1 d. tinzout, 1 d. wijnsteen, 2 d. aluin en 2 d. keukenzout, brengt deze aan de kook en werpt er vervolgens de voorwerpen en daarna een stuk tin in. Verder is dit metaal een bestanddeel van veel belangrijke legeeringen, bijv. van brons, klokkemetaal (22—25 pCt. tin), geschutmetaal (9 —10 pCt. tin), brittanniametaal, enz. Ook veel voorwerpen voor huishoudelijk gebruik worden uit tin vervaardigd; dit tin bevat echter altijd meer of minder lood, daar een mengsel van die metalen de vormen bij het gieten beter vult dan tin.Gedegen komt het tin zeer weinig in de natuur voor, slechts in enkele goudzanden. Ook het stannien (een sulfide van tin, koper en ijzer) is voor de tinbereiding van weinig belang. Hoofdzaak is de tinsteen of cassiteriet (verbinding van tin met zuurstof). De omstandigheden, waaronder deze voorkomt, zijn bijna overal op aarde gelijk en zeer merkwaardig. Steeds komt hij voor met eruptieve gesteenten, zooals graniet en granietporfier, die daarbij gewoonlijk veranderingen hebben ondergaan en zijn overgegaan tot zgn. Greisen.

Waar tinertshoudende gesteenten aan den dag kwamen en tot verweering overgingen, werd het tinsteen met zand en gesteentegruis door stroomend water naar de dalen gevoerd en ontstond het zgn. stroomtinerts. Dit stroomtinerts, dat hoofdzakelijk voorkomt in Malakka, Banka, Billiton en Singkep is voor de tinbereiding van het grootste belang. Ongeveer ⅘ van het geproduceerde tin, wordt daaruit gewonnen. In gangen komt de tinsteen voornamelijk voor in de van oudsher beroemde groeven in het Boheemsch-Saksische ertsgebergte, in Cornwall, Bolivia, e. a.

Aangezien het stroomtinerts van het grootste belang is, zullen we over de ontginning daarvan een enkel woord meedeelen. In 1710 werden op Banka de rijke tinvindplaatsen ontdekt, later in Malakka en in 1852 op Billiton. Eerst omstreeks 1870 bemerkte men, dat de tinrijkdom van Achter-Indië zich ook naar Australië voortzet, waar tinerts gevonden wordt in de provincies Victoria, Nieuw-ZuidWales en Queensland. De ontginning van het stroomtinerts geschiedt nu zoodanig, dat men begint met de boven liggende grondmassa’s weg t e graven en zoo de tinertshoudende laag bloot te leggen. Deze graaft men vervolgens af en voert het erts naar waschgaten, waar het door stroomend water van onreinheden wordt bevrijd.

Uit dezen tinsteen bereidt men nu het tin door het met kool gemengd in een oven, waarin lucht wordt geblazen, te verhitten. Er ontstaat daardoor een reductie, waardoor het tin vrijkomt, dat in gesmolten toestand opgevangen wordt in een kom, die zich onder dpn oven bevindt. De overgebleven slakken bevatten daarbij echter steeds betrekkelijk veel tin, dat er door uitwasschen of opnieuw insmelten met tinsteen wel gedeeltelijk uit is te verwijderen, maar toch gaat de tinmetallurgie, die overigens een goedkoope bewerking is, met belangrijke verliezen gepaard. Het verkregen tin wordt in schuitjes gegoten en is dan ter verkoop gereed. Zie ook Mijnwezen.