vezels die al spinnende tot dun touw ineengedraaid zijn ; in de weverij, schering ; verder die vorm der uittrekbare metalen, die bij geringe doorsnede een aanmerkelijke lengte bezit; overdrachtelijk: loop, samenhang.
Metaaldraad wordt meest van ijzer, staal, zilver, goud, koper, messing, tombak en nieuwzilver vervaardigd ; voor sommige doeleinden wordt echter ook draad van platina, aluminium, magnesium, tin, zink en lood in den handel gebracht. Meest rond op de doorsnede, wordt echter ook draad van platte, ovale, driehoekige, vierkante, halfronde, halvemaanen stervormige doorsnede vervaardigd (façon-, dessin- of vormdraad). De sterkte (dikte) van draad is zeer verschillend ; voor gewone doeleinden wisselt zij van 0,2 tot 12 m.M., terwijl bij het vervaardigen van goud- en zilvertressen draad van 0.04 tot 0.05 m.M gebezigd wordt. D. wordt het meest vervaardigd door trekken, walsen of persen; bij al deze bewerkingen moet het materiaal vooraf in een geschikten vorm worden gebracht, wat al naar den aard v/h metaal door gieten, smeden, walsen of door het afsnijden van smalle strooken van gegoten of gewalste platen geschiedt; de eigenlijke bewerking tot draad is evenzoo verschillend en hangt van het te bewerken metaal af.
Voor het in de technische nijverheid een ruim gebruik vindende ijzerdraad bezigt men als grondstof meest taai staafijzer van groote vastheid ; ijzerdraad van een dikte van ongeveer 5 m.M. wordt het meest door walsen verkregen. De walswerken bestaan in het algemeen uit een aantal walsen die boven elkaar (bij het stelsel-Bedson afwisselend liggend en staand) zijn geplaatst en aan hun oppervlakte halfronde groeven vertoonen die met elkander correspondeeren ; als deze walsen tegen elkander ronddraaien grijpen zij de tot witg.loeihitte verwarmde ijzerstaven aan en persen ze in de bedoelde groeven, waarvan de eerste een kaliber van ongeveer 25 m.M. in het vierkant heeft en de overigen geleidelijk afnemen; in deze groeven wordt de staaf zoo snel uitgetrokken, dat hij nog roodgloeiend uit de laatste te voorschijn komt, en op een haspel wordt gewonden; het opeenhoopen van draad tusschen twee walsen wordt voorkomen doordat de op elkander volgende walsen met dusdanige grootere snelheid ronddraaien, dat zij allen in gelijke tijdruimte een gelijk draadvolumen uitlaten. Uit het op deze wijze verkregen walsdraad worden op de trekbank de fijnere draadsoorten verkregen; hierbij wordt het door nauwe openingen van zeer harde zelfstandigheden getrokken; meestal worden voor dit doel de van hard staal vervaardigde trekijzers gebezigd; het trekijzer wordt door op de trekbank aangebrachte steunsels op zijn plaats gehouden; wanneer het draad door de eene opening is heengetrokken gaat hij door een andere, nauwere, en zoo voort tot de verlangde graad van. fijnheid is bereikt. Bij het trekken wordt het uiteinde van het walsdraad een weinig afgevijld en door die opening gestoken, wder wijdte iets minder bedraagt dan de middellijn van het draad ; vervolgens wordt dit afgevijlde uiteinde vastgemaakt aan een haak, die aan de oppervlakte van een kegelvormige lier is bevestigd; aan dezen lier wordt alsnu een draaiende beweging rondom een vertikale as medegedeeld, waardoor de uitgetrokken draad zich om den lier wikkelt. De bewerking van het trekken geschiedt bij kouden toestand van het draad. Gewoonlijk kan ijzerdraad slechts tot hoogstens 5 maal worden uitgetrokken, zonder dat het behoeft te worden gegloeid.
Staaldraad wordt op ongeveer dezelfde wijze vervaardigd als ijzerdraad. Koper-, tombak- en messingdraad wordt hetzij uit gegoten en daarna gesmeede staven of uit van platpn afgesneden strooken getrokken. Bij goud- en zilverdraad onderscheidt men echt en onecht, welk laatste ook wel lyonsch, waarschijnlijk naar de stad Lyon, wordt genoemd; echt zilverdraad bestaat geheel uit fijn zilver, echt gouddraad uit met een dunne laag goud bedekt zilver, onecht zilver- en gouddraad uit koper, waarop een dunne laag edel metaal wordt aangebracht.
De kunst om uit metalen dunne draden te vervaardigen schijnt zeer oud te zijn; reeds in de vroegste tijden toch werd zoodanig draad voor wapens, opschik enz. gebezigd; aanvankelijk hamerde of vijlde men smalle reepen of strooken rond: tusschen 1360 en 1400 zou een Neurenberger, Rudolph geheeten, het draadtrekken op handtrekbanken hebben uitgevonden, echter schijnt men in 1351 te Augsburg reeds deze wijze om draad te verkrijgen te hebben gekend. Het trekken van fijn goud- en zilverdraad ontwikkelde zich in het bijzonder in Frankrijk. Thans wordt het beste goud- en zilverdraad te Lyon, Parijs, Amsterdam, Brussel, Weenen, Berlijn, Auqsburg en Genève, het beste messingdraad te Aken, Iserlohn en Salzburg vervaardigd. Het draad vindt heden ten dage een veelzijdig gebruik.