1) Steunen, geheel op iets rusten;
2) afhangen van: b.v. het welslagen berust op uwe houding;
3) den toestand van rust doen aannemen of doen behouden; b.v.: laat het hierbij berusten;
4) in bewaring zijn, in bezit zijn, toevertrouwd zijn (aan); b.v.: dat berust veilig bij hem;
5) tevreden zijn, genoegen nemen met, zich schikken in, zich neerleggen bij, vertrouwen op.