Geschut, opgesteld op schepen, resp. in kustversterkingen en hoofdzakelijk dienende tot het bestrijden van vijandelijke vaartuigen; het scheepsgeschut bovendien tot het beschieten van kustversterkingen. Aangezien de moderne oorlogsschepen nagenoeg algemeen van een ijzeren of stalen pantser voorzien zijn, moeten de projectielen van het S. een zeer groot arbeidsvermogen bezitten om, ook op grooten afstand, in staat te zijn de pantsering te doorboren en onder een zeer bestreken, d. i. weinig gekromde baan worden verschoten om tegen de betrekkelijk lage doelen een voldoende trefkans te hebben.
Zware kanonnen, die hunne projectielen met groote aanvankelijke snelheid verschieten, worden daartoe vereischt. Bij het kustgeschut, waar men, wat het gewicht betreft, aan geen grenzen gebonden is, komen de zwaarste vuurmonden voor, zelfs van 40 en 45 c.M. kaliber.Eerstgenoemde vuurmonden wegen 132.000 K.G. en verschieten projectielen van 1050 K.G. met eene aanvankelijke snelheid van 630 M. Zij doorboren op 2000 M. een smeedijzeren plaat van 103 c.M. dikte. Daar de dekken der oorlogsschepen betrekkelijk licht gepantserd en dus gemakkelijk te doorboren zijn, wordt voor de bewapening van kustversterkingen soms ook gebruik gemaakt van zware houwitsers en mortieren (24—34 c.M.). Hoofdzakelijk dienen deze vuurmonden tot het beschieten van stilliggende schepen. De vuurmonden van het kustgeschut zijn opgesteld in pantserkoepels, in gepantserde kazematten of in open batterijen. De affuiten zijn steeds voorzien van inrichtingen om den terugloop te remmen. Bij de zware kalibers geschiedt het bewegen en laden der vuurmonden meestal door mechanische kracht.
Bij het scheepsgeschut is men aan een maximum gewicht gebonden, men bezigt op schepen geen zwaarder geschut dan 24—30.5 c.M., terwijl deze vuurmonden slechts tot een gering aantal op elk schip voorkomen. Zij worden meestal opgesteld in gepantserde torens, hetzij elk afzonderlijk, hetzij twee aan twee vereenigd.
Behalve dit zware pantsergeschut behooren tot het S. het z.g. auxiliaire geschut, bestaande uit lange snelvurende kanonnen van 10—17 c.M. ,welke bestemd zijn tot het beschieten van licht gepantserde vaartuigen, van torpedobooten op middelbaren afstand en van ongepantserde kustbatterijen. Deze vuurmonden zijn meestal opgesteld in kazematten of achter schilden.
Ten slotte behooren tot het S. lichte, snelvurende kanonnen (3.7 tot 7.5 c.M.) en mitrailleurs tot het afweren van torpedobooten en tot het beschieten van de bedieningen in open kustbatterijen en op de dekken der schepen.
Voor een gedeelte wordt dit geschut in de marsen, soms 25 c.M. hoog boven het water, opgesteld. Zie de plaat bij Veldgeschut.