Gepubliceerd op 18-03-2021

Rudolf ii

betekenis & definitie

duitsch keizer (1576—1612), zoon van keizer Maximiliaan II, geb. 18 Juli 1552. Aan het spaansche hof opgevoed, had hij reeds 1572 de hongaarsche en 1575 de boheemsche kroon benevens den titel van roomsch-koning verworven en volgde 12 Oct. 1576 zijn vader in de erflanden en in het bestuur des rijks op.

Terwijl de godsdiensttwisten voortdurend heviger werden in het rijk, leefde de keizer van de wereld afgezonderd te Praag, waar hij zich bijna uitsluitend met zijn kostbare kunstverzamelingen bezig hield. In het bestuur van het rijk werd hij zoodoende bijna geheel van ondergeschikten afhankelijk, terwijl Hongarije geteisterd werd door oorlogen met de Turken, Een oproer, 1604 in Hongarije uitgebroken, werd bijgelegd door de aartshertogen, onder leiding van Rudolfs broeder Matthias, die hem vervolgens de regeering over Oostenrijk, Hongarije en Moravië afhandig maakte (1608); Maart 1611 gelukte het Matthias, den keizer eek in Boheme te onttronen. R. overl. kinderloos 20 Jan. 1612; hij werd opgevolgd door zijn broeder Matthias.

< >