Gepubliceerd op 18-03-2021

Rozenkrans

betekenis & definitie

1) De R. is een bepaald gebedsformulier, bestaande uit 150 weesgegroeten, in 15 tientallen (tientjes) afgedeeld, met bijvoeging van eenige andere gebeden. Het getal 150 is vastgesteld in navolging van de 150 Psalmen.

Vandaar heette de R. oudtijds: Psalterium (Ned. Souter, Salter) van de H. Maagd. Bij elk tientje wordt een der voornaamste gebeurtenissen uit het leven van Jezus overwogen. Meestal bidt men slechts vijf tientjes (Rozenhoedje) achter elkaar af. Aan het bidden van den R. zijn vele aflaten verbonden, doch meestal slechts onder voorwaarde dat men gebruik maakt van een bidsnoer dat ook R. wordt genoemd.2) De R. als bidsnoer (Rozenhoedje, Paternoster) bestaat uit een reeks van koralen, welker getal beantwoordt aan de onder 1) vermelde gebeden.
3) Instelling van de R. Eeuwen lang heeft men gemeend, dat de H. Dominicus (overl. 1221) de insteller van den R. was. De legende verhaalt het volgende: Toen in het begin der 13de eeuw de Heilige Dominicus met veel ijver, maar weinig succes tegen de Albigenzen in Zuid-Frankrijk optrad, nam hij zijn toevlucht tot de allerheiligste Maagd, opdat door hare voorspraak zijne prediking vrucht mocht dragen. Maria verscheen hem, gaf hem een rozenkrans, leerde hem, hoe dien te bidden en beloofde hem, dat hij door middel van dit gebed velen bekeeren zou. Nu begon de Heilige met onvermoeibaren ijver zijn geestelijken kruistocht tegen de Albigenzen opnieuw en zag de profetie vervuld: de meeste ketters bekeerden zich. — Het groote bezwaar tegen dit verhaal is, dat het Heerst wordt medegedeeld door den Dominicaan Alanus van der Klip (de Rupe), die in 1475 te Zwolle overleed, terwijl alle oude en betrouwbare levensbeschrijvers van den H. Dominicus er over zwijgen. Daarom wierpen reeds voor 150 jaren de Bollandisten, en ook reeds anderen vóór hen, ernstige bedenkingen op tegen de Dominicus-legende, en thans, nadat in de laatste jaren het vraagstuk weer eens ijverig bestudeerd is, zijn alle deskundigen tot het besluit gekomen, dat het geheele verhaal omtrent Dominicus en den Rozenkrans, slechts te danken is aan de ook op ander gebied zoo vruchtbare fantasie van Alanus van der Klip.
4) De gewoonte om een bidsnoer te gebruiken voor een bepaald aantal gelijkvormige gebeden, was reeds in de eerste Christelijke eeuwen in gebruik. Gewoonlijk bad men aan de koralen of steentjes het „Onze Vader” (lat. Pater noster), en eerst sedert de 12de en 13de eeuw, toen het Weesgegroet als gebedsformulier in zwang kwam, gebruikte men het bidsnoer ook voor Weesgegroeten. Toch bleef men op vele plaatsen, en ook thans nog, het bidsnoer met den naam „Paternoster” bestempelen. De gewoonte om het bepaald getal van 150 „Weesgegroeten” te bidden, vindt men reeds hier en daar in de eerste jaren der 13de eeuw, terwijl de overweging van het leven van Jezus (zie 1) sedert de 15de eeuw is ingevoerd waarschijnlijk door den Karthuizer Dominicus van Trier.

Litteratuur: H. Holzapfel, Si. Dominikus und der Rosenkranz (München 1903) en de opstellen over hetzelfde onderwerp van J. W. van Heeswijk in „Dietsche Warande en Belfort”, 1903 en 1904. Op beide plaatsen wordt de verdere uitgebreide litteratuur aangegeven.

< >