Gepubliceerd op 20-01-2021

Dominicus

betekenis & definitie

Stichter van de orde der Dominicanen, gewoonlijk De Guzman toegenaamd, geb. in 1170 te Calaruega in OudGastilië, studeerde te Valencia, werd in 1194 domheer aan de kathedraal te Osma, en later sub-prior in het domkapittel; in 1204 vergezelde hij zijn bisschop naar Zuid-Frankrijk, ijverde hier door zijn prediking tegen de Albigenzen, en bewerkte dat de Cistercienser monniken de predik-methode der Albigenzen begonnen na te volgen en bij tweetallen, in schamele kleeding en zonder geld, uittrokken om den voike het evangelie te verkondigen; D. vond krachtigen steun van de zijde van Fulco, bisschop van Toulouse, en maakte van het klooster te Prouille de eerste vaste instelling voor het prediken in dezen geest; in 1215 begaf hij zich naar Rome, om van paus Innocentius III vergunning te vragen zijn instelling als nieuwe orde in te richten; de paus gaf toestemming onder voorwaarde dat hij een der reeds bestaande orderegelen zou aannemen; D. koos die van den H. Augustinus; paus Honorius III bevestigde in 1216 de nieuwe orde en benoemde D. tot superior: in 1217 keerde D. naar Toulouse terug om aan de uitbreiding van zijn orde te werken; in 1218 ging hij weer naar Rome en werd door den paus tot magister sacri palatii (opperhofprediker, benoemd, een ambt dat sinds in de orde der Dominicanen gebleven is. D. stierf 6 Aug. 1221 te Bologna en werd in 1233 heilig verklaard; zijn gedenkdag is 4 Aug.