is de plicht om af te rekenen en om toevertrouwde waarden te verantwoorden. Aangezien alle handel bestaat in ruil, dat is in het geven van het eene, om het andere terug te krijgen, is het nauwkeurige boeken van die wederzijdsche overdrachten een eerste vereischte, om te weten hoe de stand is van de loopende zaken, welke verplichtingen en welke ontvangsten nog zijn aan te zuiveren.
Wanneer een koopman voor tien duizend gulden aan waren koopt, dan kan hij zulks in zijn kasboek opschrijven, alsof hij tien duizend gulden heeft uitgegeven. Dat is enkel boekhouden.
Maar voor het bestede geld heeft hij koopwaren gekregen, en wanneer hij die zal hebben verkocht, zal hij kunnen hopen, dat de tien duizend gulden in zijn kas zullen terugkomen, tegelijk wanneer de koopwaren zijn pakhuis weder hebben verlaten. Het geld is dus door het pakhuis geleend uit de kas. Vandaar twee posten te boeken, de eerste betreffende de kas, de tweede betreffende het pakhuis. Dat heet dubbel boekhouden.
Dat dubbel boekhouden is oorspronkelijk van de middeleeuwen. Er bestaat een register van gemeentelijke uitgaven van Genua van het jaar 1348, waarin dubbel boekhouden is terug te vinden. Vandaar de naam van dubbel of Italiaansch boekhouden.
In ons land heeft de handel in de 17de eeuw de voordeelen hiervan ingezien. Simon Stevijn bepleitte die voor het geldelijk beheer van den Staat bij Prins Maurits, en in Frankrijk bij Sully, den zeer zuinigen en ordelievenden Minister van Financiën van Koning Hendrik IV. Onder Lodewijk XIV heeft Colbert veel gedaan voor verbetering van de boekhouderij van den Staat, gelijktijdig dat Jan de Witt daarvoor zorg droeg in de Nederlanden. In de 18de eeuw is dit echter veronachtzaamd, totdat de beide ministers Turgot en Necker doordreven, dat verbeterd financieel bestuur zou worden ingevoerd. Dat kon echter niet tot stand komen zonder hervorming van het belastingstelsel, dat in geheel Europa een zeer plaatselijk karakter had. De groote hinderpaal tegen verbetering was de noodzakelijkheid, om de geldmiddelen te besturen in het openbaar, waardoor alle misbruiken onmogelijk zouden worden gemaakt. Gedurende de Groote Omwenteling is wel liet oude omvergeworpen, maar een geregelde toestand is eerst onder Napoleons Keizerrijk ontstaan, toen Mollien, de kundige minister van de schatkist, dubbele boekhouding invoerde voor de rekenplichtigheid der Staats-ambtenaren.
De regelingen van het eerste Keizerrijk hebben echter allen een autocratisch karakter. De zuivere wetgeving nopens de rekenplichtigheid is eerst ontstaan onder Lodewijk XVIII en Karel X, toen zuinigheid en orde hoognoodig waren in het staatsbestuur na de groote oorlogslasten, welke de nederlaag der Franschen te Waterloo had na zich gesleept. Die wetgeving is ten voorbeeld geworden voor vele Europeesche staten. Onze Nederlandsche wetgeving wijkt er echter in enkele hoofdpunten van af. Wij hebben naar het Fransche voorbeeld een Algemeene Rekenkamer. Haar leden worden volg. art. 179 der Grondwet op voordracht van de Tweede Kamer der StatenGeneraal voor het leven benoemd door de Kroon, en hun bezoldiging wordt vastgesteld door de Wet, om hen zooveel mogelijk onafhankelijk van de politieke partijen te maken. De Rekenkamer onderzoekt alle rekenplichtige bescheiden der ambtenaren, en geen begrooting van den Staat kan als afgesloten worden beschouwd na afloop van het dienstjaar, zoolang de Rekenkamer niet ieder cijfer daarvan heeft goedgekeurd. Zoo geschiedt het in Frankrijk, in Nederland en elders. Maar buitendien heeft de Rekenkamer bij ons te lande evenals in België en in Italië de plicht, om alle lastgevingen tot betaling van te voren goed te keuren, ten einde zekerheid besta, dat die betalingen overeenkomen met hetgeen de Kamers hebben toegestaan, en niet daarboven zijn.
Voor alle handelszaken is geregelde boekhouding verplichtend volgens de Wet. Behalve het boek, waarin alle brieven werktuigelijk worden gecopiëerd, behoort de boekhouding te bestaan uit het kasboek, waarin alle posten voorkomen in volgorde van tijd, dan een journaal, waarin die posten worden gesplitst in debet en credit, schuldig en te goed, en voorts een grootboek, waarin iedere krediteur en debiteur een eigen bladzijde, een eigen hoofd van rekening heeft. In dubbel boekhouden moeten natuurlijk de slotsommen van hetgeen gedurende eenig tijdperk uitgegeven en ingekomen is, volmaakt tegen elkaar opwegen. Deze proef, dat goed gecijferd en boekgehouden werd, welke tevens een helder overzicht geeft van den stand der zaken, wordt eenmaal in het jaar genomen. Zij draagt den naam van balans.
Rekenplichtige ambtenaren van den Staat of van eenige maatschappij hebben in den regel een geldelijken borgtocht, of wel er zijn personen, welke goedspreken voor mogelijk te kort. Het denkbeeld is dienaangaande geopperd, dat het geldelijke bedrag in borgtochten vastgesteld veel te groot is, en dat voor de totaliteit der ambtenaren met veel kleiner bedrag zou kunnen worden volstaan. In ons Vaderland is het aantal tekortkomingen in geldelijk beheer niet groot, wellicht omdat doorgaans de familie het tekort dekt, voordat het openbaar wordt.