Gepubliceerd op 18-03-2021

Reinoud

betekenis & definitie

Reinald, naam van een viertal graven en hertogen van Gelderland:

R. I, kwam in 1271 aan de regeering, was de schoonzoon van hertog Walram III van Limburg, bij wiens dood hij aanspraken deed gelden op diens land; hij vond een tegenstander in Jan I; in 1288 kwam het bij Woeringen | tot een beslissenden slag; R. verloor, werd j gevangen genomen en niet dan tegen een | hoog losgeld weer vrijgelaten. In 1295 ondersteunde hij' Engeland tegen Frankrijk, later den duitschen keizer tegen Lombardije. Op het einde zijns levens krankzinnig geworden, kwam het bewind aan zijn zoon: S
R. II, den Zwarte, die hem bij zijn dood in 1326 ook opvolgde; hij werd in 1393 door keizer Lodewijk tot hertog verheven en overl. in 1343.
R. III, zoon van den vorige, stond tot zijn meerderjarigheid onder voogdij van zijn moeder, Eleonora, zuster van Edward III van Engeland; kreeg zijn broeder Eduard tegen zich, die een deel der vaderlijke goederen eischte en zich, toen deze eisch werd afgewezen, bij Reinoud’s vijanden, de Bronkhorsten, voegde; in den slag bij Tiel in 1361 door Eduard gevangen genomen, moest hij afstand doen en werd vervolgens op het kasteel Nijenbeek gevangen gehouden, waar hij, volgens de overlevering, zoodanig in dikte toenam, dat hij zonder slot of grendel bewaakt kon worden. Toen Eduard in 1371 gesneuveld was, werd R. weer op den hertogszetel gezet, doch hij overl. weinige maanden daarna.
R. IV, uit het huis Gulik, volgde in 1402 zijn broeder Willem op, voerde o. a. oorlog tegen graaf Willem VI van Holland, en stierf in 1423 kinderloos, waardoor het hertogdom Gelderland overging aan het huis Egmond.

< >