Gepubliceerd op 18-03-2021

Ranaeformes

betekenis & definitie

Ranidae, de gewone of waterkikvorschen, gekenmerkt door tanden aan de bovenkaak, een vleeziige, slechts van voren vastgehechte tong en veel langere achterste ledematen dan voorste; de meesten hebben verder een zwemvlies tusschen de teenen en velen brengen het grootste gedeelte van hun leven in het water door; die welke meer het land bewonen graven zich met hun achterpooten, die daartoe voorzien zijn van een scherp knobbeltje, holen in den grond. In de bijzonderheden van hun lichamelijk maaksel wijken de kikvorschen nog onderling vrij' wat van elkander af, en op de meest belangrijke dezer afwijkingen, nl. de al of niet aanwezigheid van gehemelte tand en, de gedaante der tong, het al of niet uitwendig zichtbare trommelvlies, de afwezigheid van een zwemvlies, het verlengd zijn van het bovenste ooglid in een soort van hoornachtige spits, de bekleeding van den kop met een soort van beenig schild, de aanwezigheid van knobbeltjes aan den hiel, enz., is de verdeeling in de volgende geslachten gegrond: Pseudis, Oxyglossus, Rana, Cystignathus, Discoglossus, Ceratophrys, Pyxicephalus, Calyptocephalus, Cycloramphus, Megalophrys, Pelodytes, Alytes, (zie ald.), Scaphiopus, Pelobates, Bombinator.

Van deze geslachten is Rana het soortenrijkste. Het wordt vertegenwoordigd in alle werelddeel en, Australië uitgezonderd. Algemeen bekend zijn de ook in ons vaderland zoo menigvuldige Rana temporaria en Rana esculenta (zie bij Kikvorschen), die verder ook door geheel Europa, en de laatste mede in noordelijk Azië, voorkomen. Behalve deze twee, heeft men in den laatsten tijd nog twee andere europeesche soorten van dit geslacht onderscheiden, namelijk Rana oxyrrhina en Rana agilis, die beide in Frankrijk en in Duitschland gevonden zijn. In Noord-Amerika leeft een zeer groote soort, R. mugiens, de bull-frog der Noord-Amerikanen, die een lengte, van de punt van den snoet tot aan het einde der uitgestrekte achterpooten, van 40 centim. bereikt, en zich met visschen, waterinsecten, kleine vogels, slangen en andere kruipdieren voedt. Het gekwaak dezer kikvorschen is zeer luid. In Zuid-Amerika wordt de plaats van deze soort ingenomen door de even groote Rana ocellata, en in Bengalen alsmede op de OostIndische eilanden, door de weinig kleinere R. tigrina, die vooral kleine schaaldieren en weekdieren tot haar voedsel kiest. Een tweede hier te lande vertegenwoordigd geslacht is Bombinator, waarvan de eenige soort, de kleine R. igneus, door hare meer ineengedrongen lichaamsgestalte eenigszins naar een pad gelijkt, maar overigens in hoofdkenmerken en levenswijze met de kikvorschen overeenstemt. Zij wordt aangetroffen in de oostelrjke provinciën van Nederland en verder door geheel gematigd Europa.

< >