Gepubliceerd op 18-03-2021

Quellinus

betekenis & definitie

of Quellijn, vlaamsche kunstenaarsfamilie.

Erasmus Q., de Oude, beeldhouwer, waarschijnlijk te Luik geboren, was te Antwerpen gevestigd in 1606 en stierf aldaar omstreeks 1640.

Erasmus Q., de Jonge, zoon v. d. vorige, 1607 —1678, leerl. en gelukkig navolger v. Rubens in diens rijk coloriet en schoonste penseelbehandeling. In de musea te Brussel en Antwerpen en in vele andere galerijen vindt men stukken van hem, meest kerkelijke of mythologische onderwerpen voorstellende.

Zijn zoon, Jan Erasmus Q., 1634—1715, huwde in 1662 Comelie, de dochter van David Teniers en Anna Rreughet, hield zich langen tijd in Italië op, waar hij zich vooral naar Paul Veronese trachtte te vormen; maakte voor een aantal kerken van zijn vaderland stukken, waarin de vlaamsche school zich nog eenmaal in haar kracht vertoonde. Zijn schilderijen zijn zwaar van coloriet, hebben geen persoonlijk karakter en de samenstelling er van laat zeer dikwijls te wenschen.

Amold of Artus Q., de Oude, zoon van Erasmus Q. den Oude, in 1609 te Antwerpen geb. en in 1668 -overl. en diens zoon, Artus Q. de Jonge, in 1635 te St.-Truijen geb. en in 1700 te Antwerpen overl., waren beiden beroemde beeldhouwers. Men vindt verscheidene hunner werken te Antwerpen en in andere steden van België. Ook werd hun door de regeering van Amsterdam de vervaardiging van beelden, basreliëfs, ornamenten enz. voor het stadhuis aldaar opgedragen.

Hubertus Q., broeder v. d. ouderen Artus, in 1619 te Antwerpen geb., overl. in 1687, was een verdienstelijk teekenaar en graveur. Zijn prenten, meest naar de beeldhouwwerken zijns broeders vervaardigd, zijn in 1655 in 2 dln. met 40 platen uitgegeven, waarbij in 1663 een derde deel kwam, en in 1719 verscheen een derde oplage onder den titel: Architecture, peinture et sculpture de la maison d’Amsterdam, representé en 109 figures en taille douce avec explication.



Friedrich August Quenstedt

duitsch mineraloog en palaeontoloog, geb. 9 Juli 1809 te Eisleben, 1837 hoogl. te Tubingen, overl. ald. 1889; schreef: Methode der Kristallographie (1840), Fetrefaktenkunde Deutschlands (7 dln., 1849—84), Handbuch der Fetrefaktenkunde (3de dr. 1885), Handbuch der Mineralogie (3de dr., 1877) enz.