fransch schrijver, geb. 28 Sept. 1803 te Parijs, verwierf zich voor het eerst naam door het Théâtre de Clara Garni (1825), blijspelen op de manier der spaansche intermezzo’s, en Gnzla (1827), een verzameling van illyrische volksliederen, zoogenaamd van H. Maglanowitsch, maar in werkelijkheid van M. zelf.
In 1831 tot opzichter der historische monumenten in Frankrijk benoemd, deed hij verschillende archeologische reizen, waarover hij in eenige belangwekkende geschriften mededeeling deed. In 1844 werd hij lid der fransche Academie, 1853 senator. Hij publiceerde anoniem La Jacquerie (1828), historische zede- en karakterschetsen uit den feodalen tijd, en La chronique du régne de Charles IX (1829), een soort historischen roman. Zijn novellen verschenen als Mosaïque (1833), Contes et nouvelles (1846) en Nouvelles (1852). De beste zijn Colomba; Mateo Falcone; Carmen; La Dame de Piqué. Hij overl. 23 Sept. 1870 te Cannes.
Na zijn dood verschenen: Dernieres nouvelles (Par. 1873), Lettres d une imonnue (2 dln., ald. 1873) met een studie van H. Taine, en Lettres d une autre imonnue (ald. 1875). Zijn brieven aan Panizzi werden gepubliceerd door Fagan (2 dln., Par. 1881). Vergel. Tourneux, Bibliographie de Mérimée (ald. 1876).