Gepubliceerd op 23-02-2021

Peder hjort

betekenis & definitie

deensch kritikus en taalvorscher, geb. 19 Juli 1793 op Amager bij Kopenhagen, waar zijn vader, Victor Christiaan H., bekend school- en volksvriend en geestelijk dichter (overl. 1818 als bisschop te Ribe), toen predikant was. Na een driejarige reis, waarop hij o. a. te Rome de geschiedenis der kunst en der letterkunde bestudeerde, werd hij in 1822 hoogleeraar in de duitsche taal en letterkunde aan de academie te Soröe.

Hij gaf meerdere taalkundige geschriften uit, die in menig opzicht een gunstigen invloed op deze studie hebben uitgeoefend, vooral zijn Tydsk Grammatik for Bansktalende (7de dr.. Kopenh. 1858) en zijn Tydsk Ldsebog for Bansktalende (4de dr., Kopenh. 1857). Zijn voortreffelijk werk Ben Banske Börneven (7de dr., Kopenh. 1860) en zijn Gamle og Nye Psalmer (3de dr., Kopenh. 1843) hebben in Denemarken veel opgang gemaakt. Toen de academie te Soröe in 1849 werd opgeheven, vestigde hij zich te Kopenhagen als privaatgeleerde. Hij overl. 11 Nov. 1871. Sedert 1848 gaf hij een reeks staatkundige schriften betreffende Sleeswijk-Holstein, waarin hij de belangen van het Deensche koningschap verdedigde.

< >