Gepubliceerd op 28-02-2021

Opvoeding

betekenis & definitie

alle voortgezette inwerking van volwassenen op onvolwassenen om deze te vormen en te ontwikkelen, voor te bereiden voor de taak en de eischen der volwassenheid. Deze inwerking kan onbewust en toevallig, of wel opzettelijk, doelbewust en planmatig zijn.

Onbewuste O. gaat uit van de taal, die het kind zich allengs eigen maakt, van de omgeving en de verhoudingen waarin het opgroeit, van. den bijzonderen omgang dien het heeft en van het leven en de omstandigheden in het algemeen. De eigenlijke opvoeding, de planmatige, op een bepaald doel gerichte inwerking, omvat eerstens de eerste leiding van het kind, het tegengaan, onderdrukken van zich openbarende ongewenschte eigenschappen en het aanmoedigen of inprenten van die karaktertrekken en uitingen der geaardheid die in de omgeving als goede gelden; verder het onderwijs in zijn verschillende-geledingen. Daar ’s menschen ontwikkeling eigen wetten volgt, en het resultaat is yan persoonlijke geaardheid en de omstandigheden welke deze om zich heen aantreft, kan de taak der opvoeders slechts bestaan, in het pogen om het goede, of gewenschte in den aanleg dien hij bij zijn kind of leerling vindt aan te moedigen, aan te prikkelen en in de goede richting te houden. De allereerste opvoedplaats is het ouderlijke huis. Daarnaast heeft de noodzakelijkheid, dat het kind zich vroegtijdig als lid van een groot geheel, de samenleving, leert voelen en bewegen, een inrichting in het leven geroepen, waar de ouderlijke opvoeding, ondersteund, aangevuld of geheel vervangen wordt. Deze inrichting is de school.

In het oude Sparta was de geheele opvoeding voorwerp van staatsbemoeiing; reeds in de eerste jeugd werd het kind van de familie vervreemd en het geheele doel der opvoeding was, het kweeken van voor den staat bruikbare werktuigen. In den nieuweren tijd heeft inzonderheid Fichte voor hernieuwing van dit stelsel geijverd. Een eigenijke opvoedkunde, paedagogie, is eerst ontstaan sinds de 16e eeuw.

< >