ook Hoornuilen, omvatten de soorten van uilen (zie Uilen) die aan weerszijden van den kop, ter plaatse der uitwendige gehooropening, een pluimpje van zes tot acht verlengde vederen bezitten die ofwel altijd omhoog staan of opgezet kunnen worden. Van het geslacht Otus komen in ons land twee soorten voor: 1) de Ransuil (O. vulgaris), ongeveer vier decimeter lang, met licht oranje oogen, zwarten snavel, ruige pooten en teenen; de vleugels reiken tot het einde van den staart; hij komt in bijna geheel Europa voor.
Zelf schijnt hij niet te nestelen; zijne eieren vindt men in verlaten nesten van eekhoorns, eksters, kraaien enz.; 2) de Velduil (O. brachyotus), iets kleiner dan de vorige, met gele oogen waaromheen een krans van zwarte vederen; de vleugels reiken tot achter den staart; de oorpluimpjes zijn klein en dicht bij elkaar geplaatst. Hij wordt gevonden in heel Europa, en een groot deel van Azië en Amerika. Zonder een eigenlijk nest te maken, legt hij zijne eieren in ’t gras of onder planten. Zelden zit hij op boomen, meestal op den grond; in zijn vlucht buitelt hij om, nu en dan.