Gepubliceerd op 28-02-2021

Noord-brabant

betekenis & definitie

prov. van het koninkrijk der Nederlanden, grenst ten w. aan Zeeland, ten n.w. aan Zuid-Holland, ten n.o. aan Gelderland, ten o. en z.o. aan Limburg, ten z. aan de belg. prov. Limburg en Antwerpen, is 51273/^ km.2 groot en telde 1 Jan. 1902: 566.550 inw.

N. is vlak; de westzijde ligt lager dan het niveau der zee; oostwaarts rijst de grond tot 40 m. boven amsterd. peil; bij Son en Ossendrecht is het land ©enigszins heuvelachtig. De grond bestaat grootendeels uit diluvisch zand; de Peel bevat hoogveen, in het n.w. ligt laagveen; in het w. en n. en langs eenige riviertjes wordt klei gevonden. N. telt vele riviertjes, beken en wateren; de Maas vormt de oost- en noordgrens; de voorn, kanalen zijn de Zuid-Willemsvaart en het Eindhovensche kanaal. De hoofdstad is ’s Hertogenbosch. N. kreeg bij de vorming van het koninkrijk der Nederlanden zijn tegenwoordige naam en uitgestrektheid. De streken van het tegenw.

Noord- en Zuid-Brabant en Antwerpen waren in vroegeren tijd in tal van graafschappen verdeeld, die later vereenigd werden tot een hertogdom, dat weer gesplitst werd in vier kwartieren: Leuven, Brussel, AntWierpen en ’s Hertogenbosch. Eerst onder Lambert, die met de dochter van Karel den Dikken gehuwd was, verkreeg het een eigen bestuur; in 1420 verviel het door zijn hertog, Philips den Goeden,-aan het huis van Bourgondië; in 1470 door het huwelijk van Maria, dochter van Karel den Stouten, met aartshertog (naderhand keizer) Maximiliaan, aan het huis van Oostenrijk, en na den afstand van Karel V, in 1555, tegelijk met de overige Nederlanden aan de spaansche kroon. Toen bij den vrede van Munster, de zoogenaamde Vereenigde Nederlanden onafhankelijk verklaard werden, verkregen zij tevens dat deel van Brabant, dat de Meierij van den Bosch werd genoemd, terwijl verreweg het grootste deel bij de Spaansche Nederlanden (later Oostenrijksche Nederlanden) werd gevoegd. Tijdens de overheersching van Napoleon, werd Brabant met al de nederlandsche gewesten in 1810 bij het fransche keizerrijk ingelijfd, en bleef daarmede vereenigd tot in 1814; het werd toen in drie provinciën gescheiden: Noord-Brabant, Zuid-Brabant en Antwerpen, die een deel uitmaakten van het nieuw opgerichte koninkrijk der Nederlanden. De twee laatstgenoemde kwamen bij de afscheiding in 1830 aan België. N. telt 184 gemeenten. Deze zijn (met hun getal inw. op 1 Jan. 1902):