vroeger koninkrijk, thans prov. van Spanje aan de zuidelijke helling der Pyreneeën, met hoofdstad Pamplona; ten n. begrensd door Frankrijk, ten o. door Aragonië, ten z. door Oud-Kastilië, ten w. door de Baskische provinciën; 10.478 km.2 met ruim 300.000 inw. Over het algemeen is het klimaat ruw, doch vele dalen zijn vruchtbaar en goed bebouwd.
De inwoners, afstammelingen van Basken en Goten, zijn arbeidzaam en dapper. Zij spreken het kastiliaansch, in de bergstreken met baskische woorden vermengd. Daar N. vele privilegiën, die het met de baskische provinciën gemeen had, in den Carlistenopstand verloor, sloot het zich bij den hernieuwden Carlistenopstand in 1874—76 weder aan.Het koninkrijk N., bestaande uit Opper-N. aan de z.-helling en Beneden-N. aan de n.helling der Pyreneeën, ontstond uit de spaansche mark ten tijde van Karel den Grooten en werd onder diens opvolgers zelfstandig. Sancho Garcia (905—25) noemde zich het eerst koning van N. en Sancho III (1001— 35) breidde zijn gebied uit tot de Ebro. Na velerlei wisselingen kwam Opper-N. in 1512 aan Ferdinand den Katholieken van Spanje en Neder-N. in 1572 aan Hendrik IV, die, in 1589 koning van Frankrijk geworden, N. met Frankrijk vereenigde. Sedert dien tijd droegen de koningen van Frankrijk den titel van koning van N. Tot aan de revolutie in 1789 vormde Neder-N. met Béarn een eigen gouvernement en behoort thans tot het departement Basses-Pyrenées.