of, hoewel minder juist, Gothen, een germaansch volk, de voornaamste stam van de groep der Oostgermanen, die in de 6de eeuw allen tezamen wel eens met den naam G. werden aangeduid. In de eerste eeuw na Chr. bewoonden de G. de omgeving van den beneden-Weichsel.
Aan gene zijde van de Oostzee woonden hunne stamverwanten, de zweedsche G. of Gauten. De G. beheerschten toenmaals de Oostzee en hadden de in Oost-Pruisen. en Koerland gevestigde, tot de finsche volken behoorende Esthen of Esten (zie Esthland) aan zich onderworpen. Sinds het midden der 2de eeuw breidden zij zich zuidwaarts uit; omstreeks 200 vindt men ze reeds aan den noordrand der Zwarte zee; de door hen nagenoeg verlaten streken aan den Weichsel namen de Slawen in bezit. De G. splitsten zich in Westgoten (Wisigoten) of Therwingen, gevestigd aan de rivieren Pruth, Bug en Dnjestr, en in Oostgoten (Ostrogoten) of Greutungen, woonachtig ten oosten van de vorigen. Gedurende de geheele 3de eeuw deden zij onophoudelijk invallen in het romeinsche rijk; te water en te land voortdringende plunderden zij de voornaamste steden van Thracië, Griekenland en Klein-Azië; keizer Decius verloor in 251 in den strijd tegen hen het leven; keizer Aurelianus zag zich ten slotte gedwongen hun de provincie Dacië, d. i. de linkeroever van den beneden-Donau, af te staan. Omstreeks het midden der 4de eeuw begon het christendom, en wel het arianisme, wortel onder hen te schieten, het eerst onder de onvermengd gebleven Germanen.
De bijbelvertaling van hun eersten bisschop, Ulfilas, heeft een groote vermaardheid verkregen. Ulfilas en zijn aanhangers werden in 348 door hunne niet tot het christendom overgegane en dit vijandig gezinde stamgenooten over den Donau gejaagd; deze christen-Goten woonden in de 6de eeuw nog in de omgeving van Plevna.De Oostgoten werden gaandeweg een afzonderlijk volk; hun koning Ermanrik onderwierp de naburige slawische en finsehe stammen en grondvestte omstreeks het midden der 4de eeuw een uitgestrekt rijk, dat het grootste gedeelte van het tegenwoordige Zuid-Rusland omvatte, doch in 375 door de Hunnen werd overstroomd en ten onder gebracht. Sinds bleven de Oostgoten onderworpen aan de Hunnen. Omtrent hun verdere geschiedenis en hun heerschappij in Italië, zie Oostgoten.
De Westgoten, eveneens door de Hunnen verdrongen, kregen in 376 van den keizer van Rome vergunning, zich aan den zuidoever van den Donau te vestigen. Door de romeinsche ambtenaren tot het uiterste gedreven kwamen zij in opstand; keizer Theodosius sloot in 382 een verdrag met hen, krachtens hetwelk zij in het romeinsche stadsverband werden opgenomen; zie voorts Westgoten.