Gepubliceerd op 23-02-2021

Mossen

betekenis & definitie

Musci of Muscineae, een groote afdeeling der kryptogamen, welke de levermossen (zié ald.) en de bladmossen (Musci frondosi of Bryoïdeae), omvat. Bij de laatste, de eigenlijke mossen, zijn duidelijk stengel en bladen te onderscheiden.

De teere, uit verlengde cellen gevormde, stengels zijn aan hun voet met een dicht vilt van fijne wortelvezels bekleed, en dragen hooger op de spiraalswijze gerangschikte, als schubben dicht op elkander gezeten bladen. Deze bestaan meest uit ééne enkele laag cellen. Zij zijn steeds ongesteeld, gaafrandig of fijn-getand, en eindigen dikwerf in een haar. De kiemhuisjes zijn doosvormig, meest op een stijven vruchtsteel (seta) gezeten, en steken boven de bladen uit. De rondom de voortplantingswerktuigen staande bladen hebben dikwerf een ander uiterlijk dan de stengelbladen, en vormen tezamen een soort van hulsel, dat perichaetium genoemd wordt. De zaaddoos (theca) opent zich in rijpen toestand door middel van een deksel (operculum), dat wegspringt.

Onder dit deksel vindt men, langs den rand der geopende zaaddoos, het z.g. mondbeslag (periskmium), dat nu eens uit een enkele of dubbele rij van 4, 8, 16, of 32 dwars gelede tanden, dan eens uit een gaafrandig of fijn-geslipt vlies, en dan weder uit beiden bestaat. Het midden der met stoffijne sporen gevulde zaaddoos wordt door een zuilvormig lichaam (columella) ingenomen, dat bij het jonge kiemhuisje met het deksel verbonden is. De M. zijn, onder tallooze vormen, overal verspreid, doch geven de voorkeur aan vochtige beschaduwde plaatsen en aan koude luchtstreken. Zij groeien meest in uitgestrekte, dikwerf kussenvormige zoden op den grond, aan de vrije zijde van boomstammen, op daken en muren, en vormen op zulke plaatsen een voor te sterke uitwaseming beschuttend overtreksel, als ook een vochtigen en humusrijken bodem voor kiemende gewassen van hoogeren rang. Zij behooren daarom tot de belangrijke gewassen, omdat velen (vooral de geslachten Sphagnum en Hypnum,) een hoofdrol spelen bij de vorming van de turf. De talrijke geslachten der M. worden onderscheiden naar den aard der zaaddoos; de soorten daarentegen naar de groeiwijze en de verdere eigenschappen der bladen.

< >