Gepubliceerd op 23-02-2021

Melaatschheid

betekenis & definitie

Lepra, oudtijds naam voor een reeks chronisch verloopende huidziekten, die allen voor besmettelijk werden gehouden, weshalve men de lijders van de samenleving uitsloot en naar eenzame plaatsen bracht. In de middeleeuwen plaatste men de lijders aan ziekten die voor M. werden aangezien, in afgezonderd gelegen huizen, z.g.

Lazarus- of leprozenhuizen. Hoogstwaarschijnlijk leden velen die toenmaals als melaatschen werden beschouwd en behandeld, aan syphilitische en scrofuleuse ziekten. De huidziekten, die men tegenwoordig als M. aanduidt, zijn voor het meerendeel endemische ziekten, welke vooral woeden onder het armste deel van de bevolking van kuststreken. Tot de lepra-achtige ziekten kunnen gerekend worden: verschillende huiduitslag der tropen (Oost- en WestIndië, Brazilië, Suriname), verder eenige huidziekten voorkomende in de Levant, Arabië, Zuid-Europa en Noord-Europa; bijzondere vormen zijn o. a. de Krimziekte, de lova in Griekenland, de falcadina in Dalmatië, de asturische roos, de galicische M. in NoordSpanje, verder de noorweegsche spedalske sygdom, de liktraa op IJsland, en wellicht ook de radesyge van Scandinavië en de Dithmarsche Krankheit in Holstein. De echte M., die in Europa vooral optreedt in Rusland, is een chronische ziekte, die zich vooral doet kennen door zeer in het oog vallende veranderingen van de huid, de slijmvliezen, de zenuwen en de beenderen, en in den regel eindigt met den dood door uitputting. De voorboden van M. kunnen duren van eenige weken tot jaren en zijn vrij onbepaald.

Het eerste zichtbaar verschijnsel is doorgaans de aandoening der huid, waarop vlekken ontstaan (vlekvormige M.); op dit tijdstip kan de ziekte nog overgaan hetzij in de z.g. knobbelvormige M. (Lepra nodosa) of wel in een anderen vorm, gekenmerkt door ongevoeligheid der huid en daarom Lepra anaesthetica geheeten. Bij den eersten vorm komen op verschillende deelen des liehaams knobbels op, o. a. in het aangezicht (dat dan wel eenige gelijkenis krggt met een leeuwenkop, vandaar de uitdrukking facies leonina voor zoodanig misvormd gezicht); deze knobbels blijven soms jarenlang in denzelfden toestand, en gaan in andere gevallen in verettering over, waarbij dan de beenderen worden aangedaan en de leden der vingers en teenen of zelfs grootere gedeelten der ledematen af vallen (Lepra mutilans). Bij den tweeden vorm, die zeer pijnlijk is, worden de vlekken tot blaren, die bij hun verdwijnen witte, perkamentachtig droge en ongevoelige huidplekken achterlaten; overigens vallen ook bij dezen vorm van M. wel gedeelten der ledematen af. Er zijn aangaande den aard der M. steeds twee meeningen geweest; de eene neemt aan, dat deze ziekte besmettelijk is, de andere dat zij wordt overgeërfd van ouders of grootouders. De eerste meening wint meer en meer veld. In elk geval weet men dat bij de M. een bacil (de leprabacil), in 1880 door Hansen en Neisser ontdekt, een belangrijke rol speelt.

Er is geen specifiek geneesmiddel tegen M. bekend; de behandeling bepaalt zich daarom tot verzachting der smarten, verwijdering der zweren of knobbels, en bestrijding der uitputting; ter voorkoming van verspreiding der ziekte schijnt afzondering gewenscht. Zie ook Elephantiasis. Literatuur: Münch, Die Zaraath (Lepra) der hebr. Bibel (Hamb. 1893), Marsden, Reise zu den Aussätzigen in Sibirien (duitsch Lpz. 1894), Ehlers, Aetiologische Studien über Lepra (Berl. 1896), von Bergmann, Die Lepra (Stuttg. 1897), Blaschko, Die Lepra im Kreise Memel (Berl. 1897), Kirchner en Kübler, Die Lepra in Russland (Jena 1897 T. Broes van Dort, Historische studie over Lepra, voornamelijk in verband met het voorkomen dezer ziekte in Nederl. Oost-Indië (Rott. 1898), Babes, Untersuchungen über den Leprabacillus und über die Histologie der Lepra (Berl. 1898), dezelfde, Die Lepra (in Rothnagels „Specieller Pathologie und Therapie”, bd. 24, 2de helft, Weenen 1901), Lepra. Bibliotheca internationalis etc., uitgegeven door Besnier e. a. (dl. 1, Lpz. 1900).