eng. romanschrijver, geb. in 1818 in noord. Ierland, was voor den geestelijken stand bestemd, maar, gedreven door dorst naar avonturen, begaf hij zich in 1838 naar Nieuw-Orleans, maakte vervolgens langdurige reizen door N.-Amerika en trad in 1846, bij het uitbreken van den Mexic. oorlog, in dienst bij het Amerik. leger.
Hij onderscheidde zich bij meerdere gelegenheden en klom op tot den rang van kapitein. Na den vrede bracht hij te New-York een vrijkorps tezamen tot ondersteuning der Hongaren, maar bij zijn aankomst te Parijs vernam hij dat de omwenteling geheel onderdrukt was. Hij ging hierop naar Londen, waar hij de romans: The riffle vangers (1849) en Scalp-hunters (1850) schreef, waarin hij het leven in de bosschen en prairiën van het Westen schildert. Door den bijval dien deze vonden aangemoedigd, liet hij The Quadroon (1856), Viccola (1858), The headless horseman (1866) en andere verhalen volgen. Ook als schrijver voor de jeugd maakte hij zich door meerdere geschriften zeer geliefd.