Gepubliceerd op 14-03-2021

Matthias de vries

betekenis & definitie

nederl. taalgeleerde, letterkundige en lexicograaf, geb. 9 Nov. 1820 te Haarlem, stud. 1887 -43 te Leiden, promoveerde met proefschrift: De Hisloria Poljfhü pragmalica, daarop leer aar aan liet gymnasium aldaar, professor aan het _ a.thenaeum te Deventer, 1849 —53 te Groningen, 1853—-91 te Leiden, waar hij! 9 Aug. 1892 overL V. is de grondlegger der neder 1. philologie, hij heeft de zuiver wetenschapp. methode van beoefening der neder 1. taal ingevoerd en is de vader van de tegenw. spelling. In 1865 begon hij met dr.

L. A. te Winkel aan het Woordenboek der Nederl. taal, een lexicographisch reuzenwerk, waaraan V. tot zijn dood voortarbeidde, en dat thans door zijn leerlingen wordt voortgezet. Andere werken: Hoof is Warenar met inleiding en aanl. (1845), De Nederl taalkunde in hare vroegere geschiedenis, te genivoor digen toestand en eisehen voor de toekomst (1849), Proeve van MiddelnederL taalzuivering (1856), (lrondbeginselen der Nederl spelling (met L. A. te Winkel, meerm. herdrukt), Woordenlijst voor de spelling der Nederl taal (met L.' A. te Winkel, 6de druk, 1904), Lekenspiegel van Doend (de (met glossarium, 1844—49), Spieghei Ilisloriael van, Maarland (3 dln., 1858 63), tweede partie daarvan van de hand van Philip Utenbroeke, 1879, tallooze stukken in vaktijdschriften (vgl. hieromtrent de „Bibliographie der MiddelnederL taal- en letterkunde”, door L. D1. Petit, Leid, 1885, en het „Register op de tijdschriften over Nederl. taalkunde” door J.

H. Gallée, 2de dr., Culemb. 1886). Levensbericht van de hand van A. Kluyver in de „Hand. der Mij. van Nederl. Letterkunde” (1893). Verspreide taalkundige opstellen van Matthins de Vries (1896, herdrukt onder toezicht van zijn zoon, dr. S. G. de Vries).Zijn broeder, Gerrit de V„ 1818—1900, was een uitnemend rechtsgeleerde.

< >