Gepubliceerd op 20-01-2021

Luiz de camoëns

betekenis & definitie

of Luiz Vaz de Camöes. Portugal’s grootste dichter, geb. in 1524 of 1525 te Lissabon of te Coimbra, studeerde in laatstgenoemde plaats, kwam in 1542 aan het portugeesche hof, werd in 1546 verbannen, waarschijnlijk wegens zijn omgang met een hofdame, Catherina de xlthaide, of wel wegens zijn blijspel „Seleucus’’, dat al te sterk aan de handelwijze van koning Emanuel, die de bruid zijn zoons tot gemalin had genomen, herinnerde, streed in Afrika en op zee als kruisvaarder tegen de Halve maan, verloor, naar het schijnt in een zeegevecht bij Ceuta, het Luiz de Camoëns. rechteroog, nam in 1553 als gewoon soldaat dienst bij het portugeesche koloniale leger, kwam in Sept van dat jaar te Goa, leidde 16 jaren lang een avontuurlijk wisselend leven in Azië, betrad 7 April 1570 weer den geboortegrond, en gaf in Maart 1572 zijn nationaal heldendicht De Lusiaden in het licht; hij overleed 10 Juni 1580, vermoedelijk aan de pest en in diepe armoede; hij werd in de kerk van het St.

Annaklooster te Lissabon begraven; 16 jaren later werd hier door een vriend een gedenkteeken op zijn graf geplaatst, met het opschrift: „Hier rust Luiz de Camoes, de vorst der dichters zijns tijds. Hij stierf 1579.” (Uit een ambtelijk document der kanselarij van Filips II is den juisten datum van zijn overlijden bekend geworden). Dit gedenkteeken werd bij de aardbeving van 1755 vernield. Het gebeente van den dichter werd met de overblijfselen van de rondom hem begravenen overgebracht naar het Pantheon van koning Emanuel, de kloosterkerk vanBelem; in de portugeesche hoofdstad werd in 1867 een standbeeld voor hem opgericht. Zijn nationaal epos Os Lusiadas (De Lusiaden, niet de Lusiade) of De nakomelingen van Lusus, den fabelachtigen stamvader der Portugeezen, werd in alle talen der beschaafde vyereld overgebracht; vertalingen: 1 nederl., van Stoppendaal; 7 Spaansche, van Caldera, Tapia, Garcez, Gil, Conde de Cheste, Arques en Sanjuan; 7 ital., van Paggi, Gazzano, Anonymus, Nervi, Briccolani, Carrer en Bellotti: 9 fransche, van Duperron de Castéra, d’Hermilly en Laharpe, Millié Fournier en Des Paules , Ragon, Aubert, Albert, Azevedo cn Gooi; latijnsche van Thomé de Faria: 6 engelsche, van Fanshaw, Mickle, Musgrave, Mltchell, Aubertin enDuff; 7 duitsche vanHeize, Winkler en Kuhn, Donner, Booch-Arkossy, Eitner, Wollheim da Fonseca en Storck; 1 deensche van Landbye, 1 zweedsche van Loven, 1 boheemsche van Pichla, 2 poolsche: Przybinsky, Pietrowsky, 1 russische van Dmitrieff, 1 hongaarsche van Gyala. Vérder schreef C. nog drie blijspelen: „De Amphitrionen,” „Koning Seleucus” en „De liefde van Philodemo”, benevens lyrische poëzie, als 356 sonetten, 27 eligiën, 12 oden, 15 idyllen enz.

< >