Gepubliceerd op 20-01-2021

Lucius sergius catilina

betekenis & definitie

De ontwerper der naar hem genoemde samenzwering, uit een voorname doch verarmde patricische familie, geboren omstreeks 108 v. C., pleegde reeds vroeg allerlei misdaden, vermoordde zijn vrouw en zijn zoon, die hem voor eene nieuwe verbintenis in den weg scheen te staan, maakte zich met eene vestaalsche maagd aan ontucht schuldig en pleegde in het waarnemen van staatsambten allerlei afpersingen.

In ’t jaar 77 v. C. was hij quaestor, in 69 praetor en bestuurde in ’t volgende jaar de provincie Afrika, waar hij zich schandelijke knevelarijen veroorloofde, die hem eene aanklacht berokkenden, waaraan hij echter ontheven werd. Groote schuldenlast niet minder dan brandende eerzucht dreef hem tot eene samenzwering tegen den staat. Deelgenooten om het staatsbestuur omver te werpen vond hij in Autronius Paetus en P. Cornelius Sulla, broeder van den dictator; zij kochten stemmen voor het verkrijgen van het consulschap; de keuze viel evenwel op Lucius Aurelius Cotta en Lucius Manlius Torquatus, en een moordaanslag op deze mislukte. Nu verschoof hij zijn eigenlijk plan en trad in 64 weder als mededinger naar het consulaat op, nadat hij door buitensporige beloften zich nieuwe aanhangers verschaft en met de veteranen van Sulla in Etrurië verbintenissen had aangeknoopt.

Caesar en Crassus ondersteunden zijne kandidatuur en die van Antonius, en waren misschien ook aan de samenzwering zelve niet vreemd. Cicero en C. Antonius werden gekozen; Cicero wist echter zijn ambtgenoot voor zich te winnen, door hem de rijke provincie Macedonië af te staan, en werd tevens den geheelen loop van het plan der samenzwering gewaar door Pulvia, de beminde van • Quintus Curius. De senaat gaf aan Cicero onbepaalde volmacht; bij de nieuwe verkiezingen, waarop Catilina nu al zijn hoop gebouwd had en die tot in het laatst van October 63 werden uitgesteld, verscheen Cicero tegenover de gewapende saamgezworenen zelf gewapend met een schaar van geharnaste ridders ; de maatregelen van voorzorg werden verdubbeld, de moordaanslag tegen Cicero op den dag der verkiezingen mislukte, en door de waakzaamheid van Cicero werd hun ook de versterkte stad Praeneste ontrukt, die de saamgezworenen tot een wapenplaats hadden uitgekozen. Nu riep Catilina zijn deelgenooten in den nacht van 6 op 7 Nov. 63 tezamen in het huis van Porcius Laeca en verdeelde daar de rollen. De ridder Cornelius en de senator Varguntejus namen op zich Cicero te 'vermoorden, de praetor Lentulus Sura zou Rome in brand steken en de voornaamste tegenstanders vermoorden, Catilina zelf zou zich naar de legerplaats van C.

Manlius bij Paesulee in Etrurië begeven. Doch Cicero werd van alles onderricht, zijne moordenaars werden aan de deur zijner woning afgewezen, de senaat terstond (7 Nov.) inden tempel van Jupiter Stator bijeengeroepen, waar Cicero zijn eerste catilinische redevoering. Catilina verscheen daar ook, wilde honend antwoorden, maakte zich echter toen allen zich tegen hem keerden uit de voeten, en verliet nog denzelfden nacht Rome. In zijne tweede redevoering op 8 Nov. legde Cicero den geheelen toestand van zaken bloot; Catilina en Manlius werden daarop vogelvrij verklaard; den consul Antonius werd opgedragen hen zoo mogelijk gevangen te nemen. Lentulus verschoof de tenuitvoerlegging van zijn aandeel in het plan (het in brandsteken der stad) tot den nacht van de saturnaliën 19 op 20 Dec; toen hij de te Rome aanwezige Allobrogers in het komplot zocht te lokken, werd dit door hun hoofdman, Quintus Fabius Sanga, aan Cicero bekend gemaakt. Toen zij nu met brieven van de hoofden der samenzwering en met een der saamgezworenen zelven, Volturcius, uit Rome vertrokken, werden zij op den milvischen brug gevangen genomen en teruggebracht.

Op 3 Dec. riep Cicero den senaat bijeen in den tempel van Concordia; Lentulus, Cethegus, Gabinius en Statilius werden in verhoor genomen en schuldig bevonden. Ter eere van Cicero besloot de senaat tot een dankfeest; in zijn derde catilinische redevoering deelde deze nog denzelfden avond het volk den uitslag zijner maatregelen mede. Uit vrees dat de gevangenen met geweld zouden losbreken, riep hij den senaat op 5 Dec. weder in den tempel van Concordia bij een; Silanus stemde hier voor de doodstraf, Julius Caesar betwistte het recht tot toepassing van de doodstraf en stemde voor levenslange gevangenschap met verbeurdverklaring der goederen; doch Cicero in zijne vierde redevoering benevens Cato wisten den strengsten maatregel door te drijven. De saamgezworenen (behalve de bovengenoemden ook Caeparius) werden in het Tullianum door beulshanden geworgd. Op het bericht hiervan viel een groot aantal aanhangers van Catilina af; Metellus Celer had de bergpassen der Apennijnen bezet en hem den weg naar Gallië afgesloten; 6 Jan. 62 kwam bet bij Pistoria tot een treffen; toen echter Catilina zijn zaak voor verloren hield, stortte hij zich midden onder de vijanden en vond daar den dood. De geschiedenis der catilinische samenzwering is door Sallustius in De conjuratione Catüinae beschreven.