Gepubliceerd op 23-02-2021

Logos

betekenis & definitie

grieksch, in de stoïcijnsche wijsbegeerte het ’t heelal beheerschende goddelijke verstand. In de joodsch-alexandrijnsche godsdienst-philosophie werd de uitdrukking, overeenkomstig haar tweeledige beteekenis als „verstand” en „woord” de aanduiding der, de onzichtbare wereld in zich tezamen vattende eeuwige goddelijke gedachte.

In zoover hierin echter tegelijk het geheel der in de zichtbare wereld werkzame goddelijke krachten zou samengevat zijn, beteekende L. ook weer het goddelijk scheppingswoord, dat als de uit Gods wil voortgekomen goddelijke gedachte de oorzaak van de schepping der wereld en van alle goddelijke scheppende werkzaamheid en openbaring in de zinnelijke wereld is. Omstreeks de 2de eeuw, naar het schijnt, begonnen philosophisch gevormde kerkvaders deze voorstelling tot verdediging van het christendom aan te wenden en den christelijken godsdienst als de volkomen openbaring van den steeds in de heidensche wereld werkzaam geweest zijnden, in Jezus Christus echter vleeschgeworden L. voor te stellen. Het Johannes-evangelie voert de Logos-idee voortdurend algemeener in den kring der kerkelijke voorstelling binnen.

< >