Turdidae, vogelfamilie van de groep der Tandsnaveligen; daartoe behoor en, behalve de lijsters, de grondlijsters, de merels, de waterspreeuwen, de nachtegalen, de roodborstjes, de blauwborstjes, de roodstaart j es, de tapuiten, de grastapuiten.
Het geslacht der lijsters, Turdus, wordt gekenmerkt doordat de pooten langer zijn dan de middelteen; de neusgaten zijn eirond, de snavel is van middelmatige lengte. Tot dit geslacht behooren vele over de geheele aarde verbreide soorten, die zich met insecten en hunne larven, wormen, bessen (zooals lijsterbessen) enz. voeden. De lijster overtreft de andere zangvogels in grootte; zij heeft een aangenamen zang en het vleesch wordt voor een lekkernij gehouden, waarom zij veel gevangen wordt. Tot de inheemsehe soorten van L. behoort de bef-lijster, dominé (T. of Merula torquatus), deze onderscheidt zich door een wit schild voor den krop; de groote lijster (T. mscivorus) met gele pooten, het lijf van boven olijfkleurig, van onder wit met bruine vlekken, deze is de grootste; de kramsvogel; de zanglijster (T. musicus), in grootte met den spreeuw overeenkomende; de koperwieklijster (T. iliacus), deze heeft veel van de zanglijster, maar onderscheidt zich door de roestroode kleur van de onderdekveeren harer vleugels. Andere soorten, zooals de vale lijster en de Siberische lijster komen bij ons meer toevallig voor. Onder de uitlandsche soorten verdient vooral opmerking de spotvogel (T, polyglottus), die in N.-Amerika tot Brazilië gevonden wordt; deze bootst den zang der andere vogels na, waarom hij als kamervogel gezocht is.