Gepubliceerd op 23-02-2021

Lemming

betekenis & definitie

(Myodes) knaagdiergeslacht van de familie der woel- of relmuizen, bevattende eenige kleine, zeer gedrongen gebouwde, kortstaartige dieren met grooten kop, diep gespleten bovenlip, geheel tusschen het haar verborgen ooren, kleine oogen, behaarde voetzolen en stevige graafnagels; zij voeden zich met wortels en andere plantendeelen, en bewonen het noorden der oude en nieuwe wereld. Men kent vier soorten; de bekendste is de noorweegsche L., Myodes lemmus (zie plaat Knaagdieren III, fig. 3); deze is 13 centim. lang, heeft een 2 centim. langen staart, is op den rug bruingeel, donker gevlekt; buik, staart en pooten zijn geel, in verschillende tinten; zij bewoont Scandinavië, inzonderheid de hooge bergstreken, echter ook wel de toendra’s, leeft in troepen, graaft gangen en holen, en maakt des winters van gras een nest onder de sneeuw; zij voedt zich met wortels en mossen; bij schaarschte van voedsel verzamelen zij' zich in groote troepen, die gezamenlijk naar andere streken trekken.

De L. is uitermate vruchtbaar, doch heeft vele vijanden. Het is een zeer levendig dier; in het nauw gedreven verdedigt het zich moedig. De overige soorten houden zich op aan de Siberische kusten der IJszee, in N.-Amerika en in de n.-aziatische gebergten.

< >