Gepubliceerd op 23-02-2021

Lek

betekenis & definitie

1) Rivier in Gelderland, Utrecht en Z.-Holland, thans een hoofdarm van den Rijn, die als de voortzetting van dezen stroom bij Wijik-bij-Duurstede ontstaat en langs Kuilenburg, Vianen, Ameide, Nieuwpoort en Schoonhoven naar Krimpen loopt, waar zij met de Maas een rivier vormt. Velen houden de L. voor een door Corbulo gegraven Rijnarm.

Dat romeinsche kanaal is echter waarschijnlijk de Beneden-Lek van Ameide tot Krimpen. De namen van Lakemond in de Betuwe en Leksmond in Z.-Holl. geven opheldering omtrent den ouden loop der Boven-Lek, wier overgebleven gedeelte met nieuwe daartusschen zich veel heeft verbreed sedert de Oude Rijn ophield de hoofdmond van den Rijn te zijn. De namen Lockia, Lake en Leckia, die deze rivier in oorkonden van 777, 944 en 1108 gegeven worden, schijnen aan te duiden, dat de Lek vroeger een grenslijn vormde, waarschijnlijk die tusschen de landen der Franken en die der Friezen.2) Heerlijkheid in Z.-Holl., oorspronkelijk bestaande uit het geheele zuiderdeel van de Krimpenerwaard. Later is zij door vervreemding van goederen ingekrompen en thans is zij beperkt tot het gedeelte der Lek van Ammerstol tot Krimpen. Uithoofde der belangr. zalmvisscherij, die verpacht wordt levert zij groot voordeel aan den heer. Het geslacht der heeren van de Lek bezat tijdens de Hollandsche graven groot aanzien. Zij werden in hun bezittingen opgevolgd door de heeren van Teilingen, van Polanen, en van Breda, waardoor de heerlijkheid aan prins Willem I kwam. Tot 1897 had de heerlijkheid een afzonderlijke rechtsmacht, welke toen onder de aangrenzende gemeenten verdeeld werd.

< >