Gepubliceerd op 23-02-2021

Kunstgeschiedenis

betekenis & definitie

de voorstelling van de ontwikkeling der beeldende kunsten in alle beschaafde landen op historischen grondslag. De afzonderlijke perioden der K. sluiten aan bij die der algemeene wereldgeschiedenis.

Men onderscheidt drie groote afdeelingen in de K.: oudheid, middeleeuwen en nieuweren tijd, waarvan elke afdeeling wederom in verschillende perioden of in groepen volgens geographische gezichtspunten verdeeld wordt. De geschiedenis der kunst in de oudheid, in hoofdzaak beperkt tot bouwkunst, beeldhouwkunst, muurschildering en kunsthandwerk, wordt volgens de afzonderlijke landen behandeld, naar gelang deze in de geschiedenis optreden. De kunst der middeleeuwen begint met de oud-christelijke kunst, waarbij zich dan de byzantijnsche en vervolgens de gotische aansluiten. De romaansche en gotische stijl strekten zich over alle beschaafde landen van Europa uit; een op zichzelf staande kunst is de moorsche, waarmee de oostersch-christelijke in Rusland, Georgië en Armenië in verband staat. Op het eind der middeleeuwen komen bij de drie hoofdtakken der kunst nog de graphische kunsten (houtsnede en kopergravure). De kunst van den nieuweren tijd wordt in de verschillende landen van Europa verschillend benaamd.

Onafhankelijk van Europa heeft de kunst in Indië, Perzië, Japan en China zich ontwikkeld. Zie voor de K. der verschillende landen de afzonderlijke artikelen.

< >