Wat is de betekenis van Kapittel?

(18e eeuw) (Barg.) brief; geschrift; opstel. • (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743) • (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare. 1886) • (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934)...

kapittel - Zelfstandignaamwoord 1. hoofdstuk (uit de Bijbel) 2. een (kerkelijk) bestuurscollege kapittel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen ♢ Ik kapittel 2. gebiedende wijs van kapittelen ♢ kapittel! 3. (bij...

[Lat. capitulum, verklw. van caput, capitis = hoofd] 1 hoofdstuk; 2 de gezamenlijke kanunniken; 3 vergadering van kloosterlingen; 4 gespreksonderwerp.

hoofdstuk; gezamenlijke geestelijken van een domkerk; orde- of kloostervergadering

zie: hoofdstuk.

1. Het college en de bijeenkomst der → kanunniken. Het wordt collegiaal kapittel genoemd, indien de kanunniken niet, kathedraal of metropolitaan, indien zij wel aan een kathedraal of metropolitaankerk verbonden zijn. Zij moeten door hun dagelijksch → koorgebed den eeredienst in voornamere kerken luister bijzetten. Het kathedraal of metrop...

hoofstuk; gekapittel, bestraf, streng berispe.

a. kloosterlijke vergadering; b. gemeenschap van priesters (kanunniken) ener bepaalde kerk, ter plechtige viering van de eredienst. Als reactie op verslapping ontstonden hieruit kloosterorden als augustijner koorheren, norbertijnen, dominicanen, augustijnen. In Frl. hoogstens K.s in Staveren (tot 1132) en Dokkum (1180), beide omgezet in kloosters....

o., hoofdstuk; onderwerp van een gesprek; al de geestelijken van een domkerk; orde- of kloostervergadering