Gepubliceerd op 23-02-2021

Juan de mariana

betekenis & definitie

(pater) spaansch geschiedschrijver, geb. 1536 te Talavera, stud. in de godgeleerdheid aan de universiteit te Alcala en trad in de orde der Jezuïeten. Hij bereisde in 1560 Italië, Sicilië en Frankrijk, doceerde de theologie te Rome, Sicilië en Parijs en keerde in 1574 terug in het jezuïetenklooster te Toledo.

De vrijmoedigheid, waarmede hij de gebreken zijner orde aan het licht bracht, zooals het werk De las enfermedades de la Compania y de sus remedios (Brussel 1625) bewijst, haalde hem vervolgingen en zelfs een gevangenschap van een jaar op den hals. Hij overl. 17 Febr. 1623 te Madrid. Zijn hoofdwerk is de Historia de rebus Rispaniae (de eerste 20 boeken te Toledo 1592, vervolgens 30 boeken, het volledigst Mainz 1605 en Frankfort 1603 in dl. 2 en 4 van Schott’s Rispania ilustrata) in het latijn; het werd door M. zelf vrij in het spaansch vertaald (2 dln., Toledo 1601 en meermalen). Buitendien schreef hij de beroemde verhandeling De rege et regis institutione (Toledo 1599), De ponderibus et mensuris (ald. 1599), Scholia in Vetus ac Novum Testamentum (Madrid 1619) en een verhandeling tegen het tooneel van zijn tijd: De spectaculis (1590); ook Keulen 1609: Tractatus septem, met 6 andere verhandelingen); hij gaf voorts met aanteekeningen uit de werken van Isidorus Hispalensis en Lucas Tudensis. Zijn voorn, werken zijn opgenomen in de „Biblioteca de autores espaholes” (dl. 30 en 31).

< >