Gepubliceerd op 20-01-2021

Jakob cramer

betekenis & definitie

Nederl. godgeleerde, geb. te Rotterdam, 24 Dec. 1833, studeerde te Utrecht, was eerst in verschillende plaatsen predikant, als van 186G—76 te Amsterdam, werd in 1876 hoogleeraar in de godgeleerdheid te Groningen, in 1884 te Utrecht, en overl. hier 18 Mei 1895; hij schreef: Christendom en Humaniteit (1871), A. Vinet, als christelijk moralist en apologeet (door het Haagsche Genootschap bekroond, door Secrétan in het fransch overgezet), Bijdrage op het gebied van godgeleerdheid en wijsbegeerte (met Lamers) enz.; ook redigeerde hij met Lamers het tijdschrift „Het Eeuwig Evangelie”.

< >