Gepubliceerd op 23-02-2021

Jacobieten

betekenis & definitie

1) In de kerkgeschiedenis de aanhangers eener secte in Syrië en Palestina, belijders van één natuur in Christus, aldus genoemd naar Jacobus Baradaeus (zie ald.), die in het midden der 6de eeuw optrad als prediker van de leer der Monophysieten, en nadat deze onder Justinianus verstrooid waren, een afzonderlijke secte stichtte. De naam J. wordt ten onrechte ook toegepast op de abessinische, koptische en aethiopische monophysieten (zie ald.).

Bij de eigenlijke J., die zich ook Syrische christenen noemen en slechts de eerste drie oecumenische concilies en de synode van Ephese van 449 erkennen, is het monnikswezen zeer verbreid; zij hebben voorts veel overeenkomst met de grieksche kerk; hun kerktaal is het syrisch; hun hoofd is de patriarch, die vroeger te Diarbekr (Amid) zetelde, doch sedert de 16de eeuw te Karamit nabij Diarbekr en van de 14de eeuw af altijd den naam Ignatius draagt. Op hem volgt de z.g. Mephriaan, die in het bijzonder over de J. in Mesopotamië heerscht, en vroeger te Fagrit zetelde, sedert 1089 te Mossoel. De J. bloeiden tot ver in de middeleeuwen (zie Syrische taal, enz.), namen vervolgens sterk af en tellen thans nog hoogstens 20—30.000 families.2) In de geschiedenis van Engeland de aanhangers van koning Jacobus II (zie ald.), die in 1688 door zijn schoonzoon Willem III van den troon werd gestooten, en van diens nakomelingen, in wie zij de wettige vorsten van Groot-Britannië en Ierland zien. De groote aanhang, dien Jacobus Eduard in 1715, Karel Eduard in 1745 in Schotland vonden, toont dat de adel aldaar meerendeels jacobietisch gezind was. Alle pogingen tot herstel werden evenwel door de nederlaag bij Culloden, 27 April 1746, verijdeld.
3) De aanhangers van den utraquist Jacobellus (Jakaubet) van Mies; zie Jacobus van Mies.
4) De pelgrims, die Santiago de Compostella bezoeken; zie Jacobus (de Meerdere).

< >