Nederl. wis- en natuurkundige, geb.te Uithoorn, 18 Nov. 1849, studeerde te Leiden, promoveerde 2 Juli 1875 op het proefschrift Bijdrage tot de kennis der houtanatomie, was van 1876 tot 1880 leeraar in de natuurlijke historie, eerst te Amsterdam aan de kweekschool voor onderwijzers, later te Dordrecht aan het gymnasium en de hoogere burgerschool, werd in 1881 aangesteld tot conservator bij ’s rijks herbarium te Leiden, en zag zich in 1891 met het onderwijs in de Indische boomflora aan de rijks-alurnni voor het boschwezen aan de Leidsche hoogeschool belast. Hij schreef: Handleiding tot de kennis der flora van Nederl.-Indië.
Hij overl. in 1901 op een reis door Indië.