Gepubliceerd op 29-01-2021

Jacob geel

betekenis & definitie

Nederl. philoloog, geb. te Amsterdam, 1784, overl. te Scheveningen, 11 Nov. 1862. Achtereenvolgens huisonderwijzer in Den Haag en bibliothecaris a/d hoogeschool te Leiden, werd G. in 1830 tot buitengewoon hoogleeraar a/d Leidsche universiteit benoemd Behalve een menigte geschriften, die op de latijnsche en grieksche letteren betrekking hebben, schreef hij een opstel over Proza, losse stukken, die later onder den titel Onderzoek en Phantasie bij een verzameld werden, een vertaling van Sterne’s Sentimental journey, enz. In al deze werken deed G. zich kennen als een keurig stilist. Zijn stijl onderscheidt zich door eenvoud, losheid en natuurlijkheid. In zijn Proza bestrijdt hij ’t verwaarloozen van den ongebonden schrijftrant, in zijn Gesprek on den Drachenfels hekelt hij vooral de overdrijving der fransche romantiek. Met anderen richtte hij in 1825 „Bibliotheca critica nova” op.

< >