Gepubliceerd op 28-02-2021

Isaac anne nijhoff

betekenis & definitie

nederl. geschiedvorscher, geb. 26 Juli 1795 te Arnhem, waar hij den boekhandel zijns vaders voortzette, tegelijkertijd zich met wetenschappelijke nasporingen bezighoudende; in 1850 benoemde de senaat van de universiteit te Groningen hem honoris causa tot doctor in de rechten; hij overl. in zijn geboorteplaats, 20 Juni 1863; voorn, werken: inventarissen van verschillende archieven, stukken in de door hem ook uitgegeven Bijdragen voor vaderl. geschiedenis en oudheidkunde (12 dln.).

Zijn zoon, Paulus N., geb. en overl. te Arnhem, 9 Aug. 1821—29 Nov. 1867, adjunctarchivaris van Gelderland, en sinds 1846 ook van Arnhem, sedert 1853 deelgenoot in de zaak zijns vaders, was een verdienstelijk geschieden oudheidkundige, die verscheidene archieven ordende (Arnhem, Nijmegen, Doesburg, Doetinchem, Hattem, Almelo enz.).

Diens broeder, Martinus N„ geb. 26 Dec. 1827 te Arnhem, vestigde zich in 1853 te ’s Gravenhage als uitgever en antiquaar (wetenschappelijke werken). Hij overl. 24 Sept. 1894, zijn in binnen- en buitenland bekende zaak nalatende aan zijn deelgenoot P. A. M. Boele v. Hensbroek (geb. 23 Jan. 1853 te Den Haag) en zijn zoon, Wouter N. (geb. 19 Nov. 1866).

Dirk Christiaan N., geb. 31 Aug. 1838, een neef van laatstgenoemden, was predikant te Drimmelen en Kuilenburg, daarna leeraar aan de Militaire Academie te Breda en van een hoogere burgerschool te Den Haag, en schreef: Vondels Mecuba (academisch proefschrift, 1886), Lodewijk Ernst van Brunsirijk (1889), Staatkundige geschiedenis van Nederland (1890 vlg.).

< >