Gepubliceerd op 23-02-2021

Indra

betekenis & definitie

in de oudste (vedische) tijden de hoogste godheid' der Indiërs, tot wien de meeste liederen van den Rig-veda gericht zijn en van wien de meeste legenden verhaald worden. I. staat aan het hoofd van een jonger geslacht van góden, de devas, dat een ouder geslacht, met Varuna (zie ald.) aan het hoofd, verdrongen heeft.

Nog in den Rig-veda strijden I. en Varuna er om, wie de grootste is; doch feitelijk is de overwinning van I. reeds beslist. Vooral wordt zijn strijd met den wolkendaemon Virta geschilderd, dien hij doodt, waardoor hij de teruggehouden wateren des hemels voor de menschen aan het stroomen maakt. Ook in den epischen tijd heet I. nog koning der góden en staat hij aan hun hoofd in den strijd tegen de daemonen, tegen wie hij zijn wapen, den bliksem, slingert. Hij rijdt op een wagen, die bestuurd wordt door zijn vriend en wagenmenner Matali, en getrokken door 1000 of 10.000 paarden, of hij rijdt op zijn witten olifant Airavana, die te voorschijn is gekomen bij het karnen der melkzee door de góden. Hij leeft in zijn hemel op den berg Mandara, waar in de stad Amaravatï zijn door een lusthof omgeven prachtig paleis staat, omringd door dienende geesten. Gandharvas (halfgoden) en Apsaras zingen zijn lof en voeren dansen voor hem uit.

Op die plaats, waar geen ouderdom noch dood meer is, komen ook de in den slag gevallen helden. Zijn vrouw is Qaci, zijn zoon Jayanta; zelf heet hij in het epos de zoon van Kagyapa en Aditi. In den lateren tijd geraakt hij geheel op den achtergrond voor Brahma, Qiva en Vishnu, en is hij slechts een der acht wereldbehoeders, en wel van het oosten.

< >