Gepubliceerd op 14-03-2021

Hugo de vries

betekenis & definitie

nederl. plantkundige, geb. 16 Febr. 1848 te Haarlem, stud. 1866—70 te Leiden, 1870—71 te Heidelberg en Würzburg, was 1871—75 leeraar in de plant- en dierkunde te Amsterdam, werd 1877 aldaar lector in de experimenteele plantenphysiologie en in 1881 hoogl. aan de gemeentelijke universiteit; gaf in den zomer van 1904 een cursus over zijn mutatie-theorie aan de universiteit van Californië te Berkeley; schreef in het nederlandsch: Leerboek der plantenphysiologie (2de dr., 1885), in het duitsch: Fine Methode zur Analyse der Turgorkraft (Berl. 1884), Plasmolytische Studiën über die Wand der Vacuolen (ald. 1885), Intracellulare Pangenesis (Jena 1889), Monographie der Zwangsdrelnmgen (Berl. 1892), Die Mutationstheorie (2 dln., Leipz. 1900—03); en in het engelsch Species and varieties; Their origin by mutation; de beide laatstgenoemde werken behelzen zijn onderzoekingen op het gebied zijner mutatie-theorie (het plotseling ontstaan van nieuwe plantensoorten uit bestaande). Zie ook Mutatie-theorie in het Supplementdeel.

< >