Gepubliceerd op 23-02-2021

Horen

betekenis & definitie

(gr., Horai, lat. Horae) in de grieksche mythologie de godinnen der jaargetijden in hun natuurlijke volgorde, welke vruchtbaarheid schenken.

Bij Homerus, die noch haar namen, noch haar ouders opgeeft, staan zij in nauwe verbinding met Zeus, wiens dienaressen zij heeten; zij openen en sluiten den Olympus, voeren de wolken op en verstrooien ze; ook voederen zij de paarden van Hera en spannen ze in. Bij Hesiodus zijn zij dochters van Themis bij Zeus, en heeten zij Eunomia (rechtmatigheid), Dice (recht) en Irene (vrede), uit welke namen blijkt dat de godheden van het weder reeds een zedelijke beteekenis gekregen hadden. In Attica kende men slechts twee H.: Thallo (de Hore der lente) en Carpo (de Hore van den herfst); later waren er vier en ten laatste werden zij de personificatie van de gedeelten (uren) van den dag. De godinnen, die de planten van de lente tot bloei en volkomenheid brengen, kweeken ook de opbloeiende jeugd (vandaar dat Hora ook de schoonheid der jeugd beteekent) en brengen ’s menschen doen tot een gelukkig einde, waardoor zij de Moerae (Parcae, schikgodinnen) nabijkomen. Zij komen ook voor in gezelschap der Chariten (Gratiën) en tooien Aphrodite bij haar aankomst in Cyprus. In verschillende plaatsen hadden de H. heiligdommen, zoo b.v. in Megalopolis, Argos, Athene, Corinthe enz.

Haar feest heet Horaea. Op sarcophagen en gesneden steenen komen zij voor als schoone jeugdige gedaanten, getooid met de voortbrengselen der verschillende jaargetijden; nu eens zijn zij drie (wijl men den winter niet altijd meerekende), dan weder vier in getal. Alleen, vooral als statue, komt de Hora van de lente voor, met den schoot vol bloemen. Bij de Romeinen is de Hora Quirini (door sommigen ten onrechte gelijk gesteld met de godin Horta) identiek met Hersilia (zie ald.), de godin geworden echtgenoote van Quirinus (d. i. Romulus). Vergelijk Rapp in het mythologisch lexicon van Roscher, dl. 1, kol. 2712 vlg.

H. was ook de titel van een door Schiller uitgegeven belletristisch maandschrift (1795—97). Zie voorts Horae canonicae.

< >