Gepubliceerd op 23-02-2021

Hermes

betekenis & definitie

grieksche god, zoon van Zeus en Maia, de dochter van Atlas, geboren op het arcadisch gebergte Cyllene (daarom ook de Cylleniër genaamd), toonde aanstonds na zijn geboorte de grondtrekken van zijn karakter: vindingrijkheid, met lieftalligheid gepaarde schranderheid, listigheid en sluwheid. Zich op wonderbaarlijke wijze ontwikkelend, springt hij vier uren na zijn geboorte uit de wieg, vindt, door snaren te spannen over den bast van een schildpad, de lyra uit, en bezingt onder begeleiding daarvan de liefde van Zeus en Maia.

Trek krijgend in vleeschspijs ijlt hij in de schemering naar Piërië en steelt daar 50 runderen uit de kudde van Apollo, welke hij rugwaarts voor zich uitdrijft en bij Pylos in een grot verbergt. Vervolgens naar zijn moeder op den berg Cyllene teruggekeerd, legt hij zich in zijn wieg alsof er niets gebeurd is. Maar Apollo ontdekt door zijn zienersgave den dief en brengt hem voor Zeus. Door diens uitspraak krijgt Apollo zijn runderen terug, staat ze echter vrijwillig aan H. af in ruil voor de door deze uitgevonden lyra, waarop H. voor zijn eigen gebruik de meer bescheiden herdersfluit (syrinx) uitvindt. Maar ook deze staat hij wederom aan Apollo af tegen diens herautsstaf. Zoo werd H. een god van kudden en weiden, terwijl Apollo zich van toen af met ijver ging toeleggen op de toonkunst.

Apollo leerde zijn jongeren broeder nog de kunst van waarzeggen, maar Zeus stelde hem aan tot heraut of bode der góden. Van nu af grijpt H. in de goden- en heroënsagen in, meestal als bode van Zeus, maar ook als de listige vriend der menschen en der helden, die overal schranderen raad weet te geven. Hij strijdt onder den onzichtbaar makenden helm van Pluto mede tegen de Giganten, bevrijdt Ares uit de boeien der Aloïden, doodt den Io bewakenden Argus, voert Persephone (Proserpina) uit de onderwereld naar Demeter terug, leidt de drie godinnen naar den schoonheidsrechter Paris, laat Prometheus aan de rots vastklinken, voert de door hem met de bedriegelijkste gaven uitgeruste Pandora tot Epimetheus, enz. Het liefst verkeert hij onder de nimfen van woud en veld. Pan, Priapus, Hermaphroditus, Daphnis van Sicilië en vele anderen worden als zijn zonen genoemd. Oorspronkelijk zal H. wel „de stormende, de ijlende-’ geweest zijn, de god van den wind, weshalve hij gevleugeld gedacht werd, vervolgens van tochten en reizen, ten laatste van het verkeer en van de zaken in ’t algemeen.

Als god van de reizen geleidt hij de menschen ook op hun laatsten weg, dien in de onderwereld; vandaar heet hij zielengeleider (psychopompos). De oudste vorm der vereering van H. is die in de gedaante van eenvoudige steenhoopen. In deze hoopen werd een pilaar opgericht, en daar hieraan een phallus bevestigd was en later ook de kop van den god er werd aangebracht, ontstonden aldus de hermen (zie ald.). Met de eigenschappen van sluwheid en list hangt op het nauwste zijn talent van vindingrijkheid samen. De philosofeerende mythologen noemden hem den algemeenen Hermeneus (d. i. tolk), die de taal, het letterschrift en daarmede ook het vermogen om de gedachten uit te drukken geschonken heeft, wat de Grieken op zeer geestrijke wijze uitdrukten door hem van de geslachte dieren bij voorkeur de tongen te offeren. Eigenlijke feesten ter eere van H. waren de hermaeën, welke, bij voorkeur te Athene, in de gymnasia en palaestrae gevierd werden.

De naar zijn aard zoo veelzijdige god gold hier vooral als god der gymnastische vlugheid. In andere richting (als afweerder van ziekten) werd hij te Tanagra (in Beotië) vereerd; wederom een andere beteekenis had zijn eeredienst op Creta (n.l. een met die van Saturnus in de Saturnalia te Rome overeenkomend). De hoofdzetel van zijn vereering was evenwel Arcadië en hier (vooral in Pheneus) stond hij bovenal in eere als god van de oude landelijke bevolking. Als god van den handel werd hij met den romeinschen Mercurius (zie ald.) geïdentificeerd. Tot de attributen van H. behoort de pilos (lat. pileus), een klokvormige hoed, of de petasos, een schaduwgevende, breedgerande reishoed. Reeds bij Homerus is de voetzool van H. gevleugeld; later kreeg hij vleugels niet alleen aan de zolen, maar ook aan zijn hoed, aan zijn staf en aan zijn schouders.

Voorts behoort tot zijn attributen de hermes- of herautsstaf (caduceus). Een afzonderlijke plaats nam de ithyphallische H. op Samothrace in; hij behoorde tot de Cabiren (zie Kabieren) en komt op monumenten voor als de schenker van de moeder der góden.De voorstellingen van H. in de kunst waren even menigvuldig als zijn beteekenis; nu eens verschijnt hij als herder, dan als dief, als koopman (met den geldbuidel), dan weder met de lyra of als bode der góden of als heraut. De ramdragende H. van de oude kunst heeft eenige uiterlijke overeenkomst met de afbeelding van den goeden herder in de christelijke. De kunst in de oudheid stelde hem voor met een baard, d. w. z. als man in de kracht van zijn leven; reeds vroeg echter deed zich bij H. de voorstelling als jongeling gelden. Hij draagt kort, gelokt haar en heeft een onderzoekende, ferme gelaatsuitdrukking. Onder de bewaard gebleven hermesstatuen dienen vooral genoemd te worden: het in 1877 te Olympia opgegraven meesterstuk van Praxiteles, H. met het knaapje Dionysus op den arm, de vroeger ten onrechte Iason genoemde statue (te München en op het capitolijnsche museum) en een levensgroote bronzen statue van den rustenden bode der góden (te Herculaneum gevonden, tegenwoordig in het museum te Napels). Als patroon der worstelscholen stelt hem een prachtige marmeren statue in het Belvedere op het Vaticaan voor (vroeger ten onrechte als Antinous aangeduid); een streng doorgevoerde voorstelling van H.

Logios, d. i. den patroon der rhetorische kunst, gekarakteriseerd door het gebaar der opgeheven rechterhand, is de H. Ludovisi te Rome, waarnaar de beroemde z.g. Germanicus in het Louvre te Parijs gemaakt is. Als god van handel en verkeer (met den gevulden geldbuidel in de hand) komt II. voor in een fraaie statue op het Capitool te Rome en in een sierlijke bronzen Statuette van het Britsch Museum. Onder de koppen van H. munt vooral die in de verzameling-Lansdowne te Londen uit. In romeinsche beeldwerken worden hem herhaaldelijk haan en ram toegevoegd.

Literatuur: Huhn, in Zeitschrift für deutsches Altertum, dl. 6, bldz. 125 vlg., H. D. Müller, Mythologie der griechischen Stämme, dl. 2 (Göttingen 1869), Mehlis, Die Grundidee des Hermes vom Standpunkt der vergleichenden Mythologie (Erlangen 1875—77), Roscher, Hermes, der Windgott (Leipz. 1878) en in zijn Ausführliches Lexikon der griechischen und römischen Mythologie, dl. 1, kol. 2342 vlg., Lambeck, De Mereurii statua vulgo Jasonis habita (Thorn 1861), Scheffler, De Mercurio puero (Koningsb. 1884).

< >