(„zonnestad”)
1) in de oudheid naam eener stad in Coelesyria, tegenwoordig Baalbek (zie ald.).
2) Stad in het oude Beneden-Egypte, 8 km. n.o. van Caïro, nabij het dorp Matarie, beroemd door zijn zonnetempel, welks hallen, sphinx-lanen en obelisken nog gezien zijn door Strabo; tegenwoordig is daarvan alleen nog over een obelisk, van 20⅘ m. hoogte, uit den tijd der twaalfde dynastie (2430 v. Chr.), die vóór den tempel gestaan heeft. Naar dezen tempel zag de oude wereld als naar de bron van alle wijsheid op, en zelfs Plato heeft hem als leerling betreden. Op dien tempel heeft ook de profetie van Jeremia (43 : 13) betrekking: „Hij (Nebucadnezar) zal de beeldzuilen te Beth Semes („Huis der Zon”) in het land van Egypte verbrijzelen”. De hiëroglyphische naam der stad was Pi-Ra (d. i. Huis der Zon), in de volkstaal Anoe, hebreeuwsch On. In de nabijheid bevindt zich de vijgeboom, waaronder de heilige Familie op haar vlucht naar Egypte gerust zou hebben. Hier werd door sultan Selim I in 1517 en door Kleber op 20 Maart 1800 een overwinning behaald.